Op Twitter gooide ik vandaag een tweet de wereld in: “Toch heb ik vandaag een beetje meer moeite met het idee van een paar duizend fietsers die op 1 dag 6 keer een berg op en af gaan fietsen.”
Vorig jaar kwam ik tot een grote ontdekking, ik kan redelijk een berg oprijden, sterker nog, ik vind het gaaf om te doen. Lekker trappen, af en toe staan en in een totaal ander ritme dan normaal verder komen. Een paar minuten bezig zijn om die meneer voor me eindelijk in te halen. Over mijn schouder kijk ik naar zijn gezicht, wat heeft hij een pijn, zie ik. Dalen is een probleem bij mij, ik heb er angst voor. Mijn angst komt door gebrek aan ervaring en door een fout die ik maakte op de Ornon. Voor die tijd was ik zo bang nog niet. Ik reed met gemak de Ornon op, lekker kletsend, af en toe staand op de pedalen, hier en daar iemand inhalend. Boven aangekomen moest ik lang wachten op mijn vrienden. In plaats van met hen naar beneden te rijden besloot ik achter een stel snelle fietsers te gaan en keurig netjes hun lijn te volgen. Het was machtig om met die gigantische snelheid naar beneden te gaan op die dunne bandjes. Ik voelde me net een raketje die met de snelheid van het licht in een perfecte lijn het universum doorkruisde. Totdat die ene bocht er aan kwam… bij de afdaling van de Ornon is er een bocht waarbij je eerst ziet dat er achter het muurtje langs de weg een heel groot gat van helemaal niets en veel diepte zit en dan pas rijdt je die bocht in. Tijdens het inrijden van die bocht verstijfde mijn hele lichaam en ben ik vol in de remmen gegaan. Ik was als een konijntje in het licht van een auto, ik keek alleen nog maar naar dat muurtje…. hartstikke link! Huilend ben ik stapvoets die berg afgereden. De dag erna toen ik de Alpe d’Huez op reed was naar boven weer geen probleem, naar beneden ben ik maar niet gegaan, ik wilde niet. De dag daarna weer niet en daarna wilde ik eigenlijk alleen nog maar naar huis.
Toch zijn er mensen die mijn tweet niet begrijpen, die niet snappen waarom ik me ongemakkelijk voel vandaag.
Dan denk ik: “Heh? Zo gek is dat toch niet? Hoe kan je dat nou niet begrijpen?”
En toch zal ik starten en mijn best doen. Ik zal – zoals ik altijd doe als ik op de fiets stap – in stilte vragen om kracht en bescherming. En terwijl ik even mijn blik omhoog sla, spreek ik mijn dankbaarheid uit dat ik op de fiets kan stappen. Dat ik de rijkheid van die sport mag ervaren. Tijdens de eerste pedaalslagen vraag ik ook altijd om de moed te hebben om te stoppen als het tijd is om te stoppen.
Ik ben oprecht dankbaar voor mijn leven en de verrijking die het fietsen mij geeft.
Gekke sport, die het ene leven kleur geeft en een ander leven neemt. Toch stappen we allemaal van toerder tot wedstrijdrenner, van sportklasse tot prof allemaal weer op de fiets. Maar 1 fiets blijft staan, die rijdt niet meer, nooit meer…
Zo logisch is dat leven helemaal niet.
- Wat staat dat roodwitblauw je mooi - 22/06/2011
- Zo logisch is dat leven helemaal niet - 10/05/2011