Zo, de etappes van de Tour van volgend jaar zijn bekend. Veel tijdritten, een paar felle klimmetjes; ik zou zeggen, kat in het bakkie. Want Cadel kan wel denken dat hij de buit binnen heeft, Contador kan wel zeggen dat het de perfecte Tour voor Cadel is en de Schleckjes kunnen zich onder leiding van de grote Johan natuurlijk wel helemaal suf trainen in de windtunnel, maar ze rekenen allemaal buiten Thomas.

Wie?

Thomas! Thomas Dekker.

Veel te naïef gedacht natuurlijk. Maar de geschiedenis belooft wel mooie dingen. We moeten alleen nog iets langer wachten. En hopen dat Jonathan Vaughters zijn Amerikaanse klassiekers kent, die van Greg Lemond in het bijzonder.

Thomas Dekker

Thomas Dekker

Eerst was daar de rentree, inclusief een mediaoffensief om u tegen te zeggen. Een boek vol spannende details over de zus van Basso, eindeloze drankgelagen, gedoe met de manager en worstelingen met lijf en leden. Het was een beetje aandoenlijk, en de documentaire ‘Niemand kent mij’ versterkte dat beeld. Vooral het gevecht met zichzelf werd pijnlijk zichtbaar. De ene dag on top of the world, met een licht arrogante blik rondstappend in zijn perfect ingerichte Italiaanse appartement, de andere dag met fiets en al chagrijnig wachtend op de lift. Zijn ouders ernaast, op hun figuurlijke kousenvoeten.

Hij had het allemaal achter zich gelaten, vertelde hij op de persconferentie. Geen gekloot meer, het was tijd voor de koers! De eerste paar weken gesponsord door Math Salden, daarna in het shirt van Chipotle, de opleidingsploeg van Garmin-Cervélo. Eerst maar eens een paar kermiskoersjes, om aan het wedstrijdgevoel te ruiken. Veel zenuwachtig gefriemel door nauwe Belgische straatjes, en Thomas zei dat hij er heel blij van werd. Zijn volgers knikten verheugd.

In augustus vertrok hij naar het zuiden, de Ronde van Portugal wachtte op hem. In de mediterrane hitte kreeg de eerste teleurstelling zijn beslag: nieuwe schoenen en te veel fietswissels noopten hem tot afstappen; zijn lijf accepteerde al dat materiaalgedoe niet. Hij baalde, twitterde hij. Zijn chagrijn werd nog groter toen de Ronde van Mexico werd geschrapt. Van het ene op het andere moment gaapten de pagina’s uit zijn agenda hem aan; de grote kruisen die eerst de Ronde van Mexico markeerden, accentueerden nu een angstwekkende leegte.

Hij besloot in eigen land te gaan koersen. Vlakke kilometers in Hollandse weersomstandigheden; het zijn de rondjes waarin de renners die nog net niet bij de grote mannen horen, koerskarakter kweken. Een van die rondjes bracht hem eind augustus naar Nieuwegein.

Nieuwegein; net zo troosteloos als het klinkt, en schijnbaar onverenigbaar met moraal. Of met Greg Lemond.

Ach, Nieuwegein.

Eind augustus dus, de Ronde van Midden-Nederland, en ik was erbij. De dag begon nerveus. Veel gezichten die omhoog keken, naar een hemel die steeds donkerder werd. Renners slalomden tussen de bussen door om precies voor de voeten van de mecanicien weer in de remmen te knijpen; nog een millimetertje hier, nog een tikje daar. De scherpe lucht van spierbalsem dwarrelde over het parkeerterrein.

Een groepje Italiaanse renners klikte naar het podium om zich voor te stellen. De fluorescerend groene koerstruitjes strak rond de afgetrainde lijven, de sokjes precies goed, glanzende bruine benen, de donkere haren bijeengehouden door fikse klodders gel. La bella figura op een kille en winderige parkeerplaats in Utrecht.

Ik vroeg me af waar Thomas Dekker was.

Weggestopt tussen een paar Belgische teambussen stond daar ineens de oranje KNWU-bus. Ik liep erom heen en bleef even bij de fietsen staan. Zijn Cervélo stond tussen een paar Giants, BeOnes en Scotts, zijn startnummer zat keurig in een klemmetje. Geen tie-wrap voor Thomas, het moest er dus nog altijd strak uitzien.

Even later stapte hij uit de bus. Hij liep wat tussen zijn ploegmaats van de dag door en hielp een van hen met het insmeren van een gebutste heup. Zijn ploegmaats waren ofwel heel jong, ofwel vooral liefhebber van modderpoelen en bandjes met reliëf. Geen ploeg in de ware zin van het woord – de KNWU-ploeg is eigenlijk een samengeraapt zooitje.

Toen ik hem vroeg of hij er een beetje zin in had, begon hij te grinniken. ‘Heb je wel gezien wat voor een weer het wordt? Natuurlijk heb ik er geen zin in! Maar ja, het hoort erbij, hè.’ De ondertoon was bijna smalend.

Op de vraag of het hem misschien ietwat tegenviel, zijn rentree die hij nu noodgedwongen vervolgde in de KNWU-ploeg, haalde hij zijn schouders op. Zijn ogen dwaalden over het parkeerterrein. De muur om hem heen was van gewapend beton, met rollen prikkeldraad om het af te maken.

Het ‘succes vandaag’ hoorde hij al niet meer.

De zon scheen toen de koers in gang werd geschoten. Het was die scherpe zon die je alleen ziet als donkere wolken en een helblauwe hemel elkaar in razend tempo afwisselen. Ik had besloten Thomas te volgen vandaag. Ik had zijn startnummer – 102 – gearceerd en zijn KNWU-truitje in het geheugen geprent. Iedere keer als de koersradio begon te kraken, spitste ik mijn oren.

De wind werd steeds onstuimiger en op het dashboard van de auto zag ik de buitentemperatuur akelig snel dalen. Boven de weilanden hing een grijze deken die steeds donkerder werd. ‘Konijnenweer,’ zei de chauffeur terwijl hij een hap van zijn bolletje kaas nam.

Ik dacht aan Thomas Dekker, en zijn liefde voor de Italiaanse zon.

En toen verdween alle licht. Om ons heen barstte een inferno van wind en water los. Boomkruinen bogen zich in vreemde hoeken. Renners lagen plat op hun fiets. Haakse bochten werden vierkant genomen. De wind zwiepte over de weg, sommige renners hielden zich met moeite overeind. De koersradio riep om de arts; er lagen renners in de sloot. Zwalkende renners, in het felle licht van de koplampen van de volgauto’s. Ze probeerden te schuilen in de slipstream van de ploegwagens, maar het hielp niet.

‘Poeh, dit is niet best,’ mompelde de chauffeur. De renners straalden wanhoop uit, gevangen als zij waren in hun drang om te winnen en hun vermogen om af te zien.

Ik had geen idee waar Thomas zich bevond.

Toen we Nieuwegein indraaiden, waren de zware buien overgegaan in een smerig gemiezer. De koersradio meldde dat de laatste premiesprint eraan zat te komen. Namen buitelden over elkaar heen, mijn ogen vlogen over de deelnemerslijst. En ineens schalde-ie uit de krakerige speaker: ‘Thomas Dekker!’ Op kop. Ik schoot overeind. ‘Thomas Dekker wins the premium sprint!’ schreeuwde de koersradio. Ik schreeuwde ‘Yes!’ terug.

Uiteindelijk werd Thomas Dekker 73ste.

Maar wel op het podium, met zijn tussensprint.

Dat was eind augustus. Een tussensprint. Zal hij aan Greg Lemond hebben gedacht? Lemond, die in 1986 door zijn zwager letterlijk het peloton uit werd geschoten en daarna bijna twee jaar aan zijn rentree werkte. In het vroege voorjaar van 1988 boekte de Amerikaan zijn eerste zege: een bonussprint in de Tirreno-Adriatico. Ja, hij zag het als een zege; hij was van heel ver gekomen. 26 Jaar was hij toen, net zo oud als Thomas Dekker toen hij de tussensprint in de Ronde van Midden-Nederland won.

Voor Lemond was die bonussprint de opmaat voor veel moois: in 1989 won hij de Tour (precies, die van die acht seconden) en werd hij wereldkampioen.

Dat geeft toch te denken.

Na zijn gewonnen tussensprintje leek Thomas de stijgende lijn te pakken te hebben. En inderdaad, op 18 september was-ie daar: de eerste echte zege! De Duo Normand 2011, een koppeltijdrit, gereden met de Vlaamse keienvreter Johan Vansummeren. Daarna volgden verschillende koersen in België. Hij zat vaak voorin, maar net niet voorin genoeg.

En nu? Nu zit Thomas Dekker in de wachtkamer. Jonathan Vaughters, de teambaas van Garmin-Cervélo wilde dat hij de Chrono des Nations op zijn naam zou schrijven, dan was het profcontract binnen. Helaas stribbelde Thomas’ stuitje tegen – naweeën van zijn valpartij in de Sluitingsprijs Putte-Kapellen. Hoort bij het fietsen, zegt Vaughters nu. Het contract houdt hij nog even op zak, Thomas moet eerst het vertrouwen van de ploeg verdienen. Hij zegt het niet somber in te zien, sterker nog: hij vindt dat Thomas sinds mei dit jaar al grote stappen heeft gemaakt. Maar toch laat hij hem nog even bungelen, want Thomas moet zich wel realiseren dat hij pijn moet lijden om terug te komen.

Allemaal helemaal terecht natuurlijk.

Maar die Vaughters is Amerikaan, die kent zijn klassiekers toch wel? Niet dat Dekker volgend jaar meteen naar het podium rijdt – dat is inderdaad een naïeve gedachte, hoe aantrekkelijk die Tour ook is voor een tijdrijder als Dekker. Maar wie weet wat Tourbaas Prudhomme voor de Tour van 2013 uit de hoge hoed tovert? In 2013 is Thomas Dekker 28 jaar. Precies, net zo oud als Lemond toen hij de Tour van 1989 won.

Dat kan toch geen toeval zijn?

Meneer Vaughters?

Mariska Tjoelker
Laatste berichten van Mariska Tjoelker (alles zien)