Daar gaat er weer één. Moto 3, achterin het peloton. Een onontkoombaar beeld. Kreunend, steunend, stuiterend over de kinderkopjes, zigzaggend over de kasseiklimmetjes. Nog een strook, wat een hel. Die pokkenpuisten. De ene na de andere. Weten zij veel hoeveel er nog komen. Smal, steil, nerveus. Elk pad dat tegen een heuveltje opgaat moet aangedaan worden. Er klinkt een vloek. Een zachtjes mierda met een Baskische tongval. Weer een bidon gemist. Wat doe ik hier? Mag ik al afstappen?
Het is een noodzakelijke strafexpeditie. De bazen willen bij de grote World Tour-jongens horen, koersen over de hele wereld. Dus ook in het voorjaar in Noord-Frankrijk, Zuid-Nederland en zo’n beetje over elk kronkelpad in België. Ze haten ze. De kasseien, de betonplaten, de vluchtheuvels, de wind, de gekte van dronken fans die niet de hunnen zijn. Geen ikurriña te zien. Regen? Geen moeite mee. Dat valt er in de luwte van de Pyreneeën meer dan genoeg. Maar die klotenkasseien, wat worden ze glad.
Terwijl de ene na de andere klim genomen wordt – de Oude Kwaremont, Eyserbosweg, Stockeu of welke historische pukkel dan ook, het zal ze worst wezen – neemt de spanning toe in het peloton. Het is dringen, duwen, trekken, schelden en vallen. Veel vallen. De mannen in het oranje zien het allemaal gebeuren. Vanuit een zetel, in de staart van het peloton. Met z’n allen bij elkaar, vlak voor de bezemwagen uit. Je ziet ze denken. Ik kan niet wachten tot ik thuis ben, waar de ajoarriero van madre op me staat te wachten.
De week van de Nederlandse en Waalse klassiekers. Van geen opdracht, naar één opdracht. Die gekke Samuel Sánchez uit Asturië, wielergod in Baskenland. Die wil overal een keer winnen. Dan is ‘ie er vanaf. Hij ziet nog kansen ook. De Amstel Gold Race, de Cauberg. Die finish moet ‘ie aankunnen. De Muur van Huy. Op een goeie dag, waarom niet? En dan nog de slopende koers door het oninspirerende Luikse land. Eén keer winnen, nooit meer terugkomen. Het wordt een verhaal van lekke banden op slechte momenten, van derailleurs in een achterwiel, een verhaal van net niet.
Igor Antón zegt u? Ja, ook hij had ambitie. Hij móest. Directeur Miguel Madariaga zal hem gedwongen hebben. De schokschouderende berggeit liet het lelijk afweten in de Spaanse voorjaarsrondjes, inclusief de Volta Ciclista al Pais Vasco. Het vege lijf van Antón werd daar gered door de Olympisch kampioen. Sánchez zette de thuisronde op z’n naam. Ook weer gehad. Afstrepen, op naar de volgende uitdaging. En Antón? Die had er geen zin in, loste voor de finales. Gewild of ongewild. Niet goed genoeg, niet gemaakt voor het klassiekerwerk. Hij viel. Hard. Nog voor de officiële start van Luik-Bastenaken-Luik. Een gebroken sleutelbeen, tot over een maand of wat. Hij zal grappend in de ziekenwagen gezeten hebben. Waarom gebeurt me dit niet een paar weken eerder?
De jongens van Fundación Ciclista Euskadi – Euskadiko Txirrindularitza Iraskundea. Je hoeft niet van ze te houden, maar je kunt ze niet haten. Behalve als je wielrenner bent en dagelijks met die knapen te maken krijgt. Valpartij? Grote kans dat er tenminste één renner in een oranje shirt bijligt. En als er geen Baskische bloeddruppels op het asfalt kleven, dan zal er wel eentje verantwoordelijk zijn geweest voor de val. Vraag het Lance Armstrong. Iets met etenszakjes op de top van een Alp.
De telefoonjongens, de trots van Baskenland, zijn er sinds 1994 bij. Van onbesproken gedrag zijn ze lang niet allemaal geweest. De zeges zijn vaak verdiend, vaak heroïsch. Gewoon winnen, het is er bijna niet bij voor een Bask. Het moet een heldenepos worden. Een ontsnapping in een koninginnenrit. Met echte bergen, niet van de rare uit de kluiten gewassen verkeersdrempels die jullie klassiekerfetisjisten de naam berg meegeven. Klimmen waarbij je na elke onoverzichtelijke bocht weer de oneindigheid in staart. Zwart voor de ogen. Geen idee hoeveel bochten nog, geen idee hoe lang nog. Maar die ijle lucht, het lichte verzet, het gefluit van de vogeltjes dat alleen verstomd wordt door een eenzame klapper. Vamos.
Handjes bovenop het stuur of swingend, en danseuse. Maar vooral in de aanval. En het liefst met z’n tweeën. Wachten op wat komen gaat. Wanneer komt Samuel? Komt ‘ie wel? Gewoon doorgaan. Trappen tot je niet meer kunt. Het is een vaste afspraak. Wanneer er een berg bedwongen moet worden in Spanje, Italië, Frankrijk of Zwitserland staan ze er. En als ze zich een keer niet tonen? Dan volgt er straf. Met z’n allen op kop van het peloton of een bij voorbaat kansloze poging om de groep der favorieten een loer te draaien. Voor het volk. Voor de fans.
Ze zijn er elk jaar weer bij. Elk jaar trekken ze weer een nieuw blik Baskische wielerhoop en fietstalent open. Overwinningen behalen ze ook. Een stuk of tien, elf of twaalf de laatste seizoenen. ‘Import-Bask’ Sánchez houdt de ploeg bijna eigenhandig overeind. Samu de Daler. Samu die bij het ziekelijke af van een berg afsjeest. Moeders sluit je ogen. Sinds 2000 is hij één van hen, één van de Euskadi’s. Hij wordt omarmd door de Basken. Vereerd zoals Iban Mayo dat ook ooit werd. En wat deed ‘ie eerder dit jaar? Hij won de kletsnatte Ronde van Baskenland. En daarna? Pech in de finale van de Amstel, pech in de finale van La Doyenne. En toch twee keer zevende. Inmiddels 34 jaar, krijgt hij nog een kans? Wat maakt het uit. Niemand in Baskenland die het hem kwalijk neemt.
Volgend seizoen zullen ze weer aan de start verschijnen. In Gent, Maastricht, Luik. Opnieuw aanwezig voor de afspraak. Winnen zal er niet bij zijn. Fietsen in het voorjaar is lijden, we vergeten het weleens in de warme, veilige huiskamer, ver weg van die pukkels en kasseien. Fietsen in het voorjaar is een lichaam dat op elk moment in de krampmodus kan schieten. Je ziet het aan de koppies van Gorka, Egoi, Ion of Amets. Met dank aan Moto 3, vlak voor de bezemwagen uit. Man, wat ben ik blij dat ze er zijn.
- Mitella of niet, LL knuffelt iedereen - 02/07/2012
- Moto 3: lijden in oranje - 23/04/2012
Geef een reactie