Of hij nog regelmatig op de fiets zit, vraag ik hem. Vanuit een gebruind gezicht kijken twee blauwgrijze ogen me vrolijk aan: ‘Maar natuurlijk! Fietsen moet je goed bijhouden, dat houdt je gezond. Iedereen zou dat moeten doen.’ Dat het WK wielrennen dit jaar in zijn provincie neerstrijkt, vindt hij fantastisch: ‘Goed voor de provincie, goed voor de sport.’
Het is 2 oktober 2011 en ondanks dat het loof al goudgeel kleurt, schijnt de zon alsof het hartje zomer is. Ik ben een dagje in Limburg, voor de WK Promotietocht waarmee de organisatie van het WK wielrennen alvast een voorschotje neemt op 2012. Voor mijn artikel wil ik een aantal meefietsende prominenten spreken en de PR-man heeft me beloofd me bij iedere stop even bij iemand te introduceren. Ook in Bemelerberg doet hij dat: ‘Zie je dat groepje mannen, daar onder die boom?’ zegt hij terwijl zijn arm richting de bomenrand naast het restaurant wijst. ‘Die tweede van rechts, dat is Jan Krekels. Olympisch kampioen ploegentijdrit in 1968, met Joop Zoetemelk. Het is misschien wel leuk om even met hem te praten.’ Ik knik en laat niet merken dat de naam Krekels me niets zegt. 1968, het jaar van Jan Janssen, dat weet ik wel. Maar een Olympische medaille? Thuis maar even opzoeken, neem ik me voor, terwijl ik naar het groepje mannen toe loop. Vier paar ogen kijken me aan. Grijze koppen, de gerimpelde gezichten nat van het zweet. Strakke rennerstricootjes over minder strakke buiken, in de gehandschoende handen flesjes fris en bruine bolletjes kaas en ham. Een van de mannen ziet mijn notitieblok en begint meteen zijn buurman op de schouder te slaan. ‘Dit is Jan Krekels,’ zegt hij tegen mij, ‘weet u dat wel? Olympisch kampioen hoor, da’s niet niks hè!’ Jan Krekels grinnikt een beetje en ik voel me ineens wat ongemakkelijk. Oog in oog met een Olympisch kampioen wielrennen, denk ik ineens, dit had mijn vader moeten zien. Ik slik een keer. En vraag Jan Krekels dan of hij nog regelmatig op de fiets zit.
Het gesprek duurt maar een paar minuten; de promotietocht moet verder. Ik stap in de volgbus en maak een paar extra aantekeningen voor ik weer naar het open gedeelte van de bus loop om de bewegingen in het peloton te volgen. Als we de Cauberg oprijden, zie ik dat Limburgs bekendste heuvel ook vandaag de jongens van de kerels scheidt. Krekels en zijn vrienden trappen fier naar boven terwijl sommige jongere renners zich wanhopig aan een paar meerijdende auto’s vastklampen om er bovenaan de heuvel alsnog als een speer vandoor te gaan, op weg naar de WK-finishzuil. Ik onderstreep de naam Krekels in mijn notitieblok, vastbesloten hem thuis meteen te googelen.
Het eerste Googleresultaat is – hoe kan het ook anders – de Wikipedia-pagina over Jan Krekels, bijnaam De Krekel. Er wordt gerept over de vele overwinningen die hij als amateur bij elkaar reed. Het hoogtepunt in zijn carrière, zo vervolgt Wikipedia, is de Olympische gouden medaille die hij in 1968 in Mexico won op de 100 kilometer ploegenachtervolging. Zijn ploeggenoten waren niet de minsten: Joop Zoetemelk, Fedor den Hertog en René Pijnen. Het was de tijd waarin de Olympische gedachte zich slechts uitstrekte tot amateursporters; mannen als Jan Janssen hadden er dus niets te zoeken. Ik zoek verder en lees ergens dat de kenners Krekels een grote toekomst als prof voorspelden. Al die overwinningen in het amateurpeloton en het Olympisch goud konden niets anders dan de opmaat naar een machtig profbestaan zijn. Maar dat pakte anders uit.
Meteen in 1969 tekende Jan Krekels een profcontract, bij de Nederlandse Caballero-ploeg. Geen gelukkige keuze, geeft hij veertig jaar later in een interview met het Limburgs familiemagazine Nummer 1 toe. Eigenlijk had hij gewoon voor een buitenlandse ploeg moeten kiezen, vertelt Krekels in datzelfde gesprek, net als Joop toen deed. Dan had hij meer uit zijn carrière gehaald, véél meer zelfs. In een ander artikel lees ik dat zijn keuze voor een Nederlandse ploeg alles te maken had met angst voor de Franse taal en een grote liefde voor het Limburgse land. Hij reed altijd voor Nederlandse ploegen, met wat korte tussenstops bij een paar Belgische teams. Ondanks dat hij voor kleine ploegen reed, fietste hij – zeker in zijn eerste profjaren – een paar mooie overwinningen bijeen: een etappe in de Tour de France – die hij overigens drie keer uitreed – , een etappe in de Ronde van Zwitserland en het eindklassement in de Ruta del Sol. Er zijn renners die het met minder moeten doen. Krekels’ profcarrière besloeg uiteindelijk tien jaar. Toen zijn oude ploegmaat Joop Zoetemelk in 1980 de Tour won, was De Krekel al prof-af.
Na zijn profcarrière bouwde Jan Krekels in Sittard een eigen bedrijf op. Geen fietsenwinkel, zoals veel van zijn generatiegenoten deden, maar een bedrijf in de warmtetechniek. Als ik de naam intik, ontdek ik dat VOF Jan Krekels nog altijd bestaat. Ik zie het voor me: de oud-Olympisch kampioen en winnaar van een rit in de Tour de France, die dag in dag uit cv-installaties inregelt. Bij hoeveel Limburgse gezinnen zal de verwarming snorren dankzij de vaardige handen van De Krekel? Hier een kop koffie, daar een mooi verhaal, de ogen altijd even vrolijk twinkelend. En aan het einde van de dag, na de aardappels, de groente en het karbonaadje, nog even een rondje op de fiets. Want dat fietsen, dat moet je goed bijhouden.
- Het pontje van Amerongen - 09/05/2016
- Kampioenenzweet, kampioenenoren - 05/02/2016
- Een rondje met Joop - 03/12/2015
Tiens, altijd gedacht dat Jan Krekels een Nederlandse verbastering was van Claude Criquielion.
Mooi verhaal…
Jan Krekels beantwoordt met motiveren van de keuze voor een Nederlandse ploeg aan de vaker bij Limburgse renners voorkomende angst voor het buitenland. Als gevolg van die angstkeuze volgt een profcarriere die niet de blofte is van de glanzende amateur-erelijst. Het wel/niet kiezen voor een buitenlandse ploeg hoeft natuurlijk niet direct een matig vervolg op te leveren. Het ligt ook aan periode waarin je rijdt.
Overigens ook limburgse politici hebben angst voor het buitenland.