Het plastic peloton‘The boys came early to the hanging.’ Met die magistrale openingszin verhangt Ken Follett in The pillars of the earth een onschuldige. Wie de gehangene is en hoe zijn gruwelijke verstikking zich verhoudt tot een vermeende daad, hangt  af van het perspectief dat je kiest, in ieder geval in de context van het subject dat ons allen bindt -de wielersport. En wie of wat de gehangene is natuurlijk. Wie hangt, wie bungelt, wie veroordeelde? Wij zwijgen erover.

Maar weet dat het antwoord een spiegelbeeld is. Wij waarschuwen nu alvast: het spiegelbeeld kan confronterend zijn. Of vleiend. Het antwoord, dat bent u: de liefhebber. Iedereen die zich bezighoudt met wielrennerij en dus  met de grote vragen van deze tijd is uiteindelijk wielerliefhebber. Hoe sardonisch de liefdesbetuiging ook is, hoe verstoord ook de affectie. Maar wie bent u? Bent u Narcissus of Medusa? Of kijkt u naar het disturbing spiegelbeeld van Picasso? Kunt u onbezwaard kijken of kijkt u weg? Anders: welk soort liefhebber bent u?

In de komende weken, bieden wij in vier delen een taxonomie (op basis van grondig onderzoek, kunnen we wel stellen) aan van wielerliefhebbers van niveau twintig (laagst) tot niveau één (hoogst). Er bestaat namelijk geen universele wielerfan. Hou op zeg, het stikt van de soorten. De één nog exotischer en eigenaardiger dan de ander. Trek de kastdeur van fans open en er verschijnt geen keurig ingericht opbergstelsel maar een rariteitenkabinet vol prullen en krullen. Ergens op een van de planken zit Jean Nelissen een sigaartje te roken. Hij is deelnemer zonder mededinging.

Vandaag nummer 20 tot en met 15

Wie zich herkent in onze taxonomie herkent niet alleen zichzelf, maar ook het doel van een dergelijk stelsel van ideaaltypes: inzicht scheppen in een schijnbaar ondoorgrondelijk geheel: in dit geval van wielerwereldfans. Of de wielerfanwereld.

20. de dode (Jean Nelissen)

Jean Nelissen

Jean Nelissen, bron: wielersportboeken.nl

Jean is dood. Hij heeft gelukkig niks meer meegekregen van alle modder die er gesmeten is de afgelopen maanden. Voor Jean waren alle overwinningen nog wat ze waren, overwinningen. De erfenis van Jean Nelissen is eentje om stil van te worden. Zijn onvoorwaardelijke loyaliteit aan de wielersport evenzeer. Misschien is het sowieso soms goed om gewoon weer eens stil te worden, om te luisteren naar het opschakelen van een rasklimmer en om daarna een glas cognac achterover te slaan. Soms wordt wel eens gezegd dat er in de geschiedenis nooit iemand was, die zoveel wist van de koers als Jean Iedereen, ook mensen die vóór Jean Nelissen leefden, is schatplichtig aan Jean Nelissen. In Jean stierven alle iconen uit de wereldwielergeschiedenis. Jean was de koers, toen die nog goed was. En we worden allemaal een beetje verdrietig bij die gedachte. Want opeens was er Lance. Hij kreeg de opdracht om het wielrennen tot ongekende hoogte te brengen, maar hij bereikte het tegenovergestelde. Als er iemand is waar hij sorry tegen moet zeggen is het Jean.  We trappen af met de woorden van T.E. Lawrence (1922).

Men prayed me that I set our work,
The inviolate house,
As a memory of you
But for fit monument I shattered it,
Unfinished: and now
The little things creep out to patch
Themselves hovels
In the marred shadow
Of your gift.

19. de babyboomer

De babyboomer is de meest vrijblijvende onder de wielerfans. Voor hem/haar wordt de waarde van de koers bepaald door de begeleiding. Sinds de babyboomer wijn leerde drinken in de copieuze jaren 1990, is de koers vooreerst een alcoholische aangelegenheid. En leuk voor de schit-te-ren-de beelden. Daarbij is de koers vanzelfsprekend Frans. In Frankrijk staat immers het tweede huis in het tweede huwelijk. En de lokale kaas is er verrukkelijk. Fietsen doet de babyboomer op ‘kwaliteit’ of ‘een stukje beleving’. Verstand ervan hebben is niet zo belangrijk, dat hadden ze namelijk ook niet nodig in hun maatschappelijke carrière.  De babyboomer groeit bovendien met De Mart mee – in vele opzichten. Klassiekers zijn kansloos bij de babyboomer, evenals knechten. Veel babyboomers denken dat ‘Michel Boogaard’ ‘m nog eens kan winnen.

Favoriete fiets: alles duurder dan 5k
Favoriete renner: Michel Boogaard
Signatuur: een voor allen, allen voor een – not!
Favoriete Wielermedium: veel, maar ongelezen
Favoriete koers: de Avondetappe
Citaat: ‘Wat is Mart dik geworden hè?’

18. de moralist.

Cato de oudere

Cato de oudere, een moralist

De moralist is boos. Niet zomaar, het is een grondhouding. Hij (geen zij) is boos op Lance, boos op andere wielrenners, boos op andere moralisten en boos op het kabinet. Eigenlijk gaat de moralist liever voetbal kijken. Maar dat zal hij in de nabijheid van andere moralisten nooit toegeven. Want ook de moralist weet, in de moralistenhemel staat wielrennen op een hoger moreel plan dan voetbal. Tour du Jour is slecht, boosmakend zelfs, maar de moralist kijkt wel. De moralist ageert nooit; hij reageert – bozig, als boze witte man. Keuzes van anderen zijn slecht. Humor is niet het sterkste punt van de moralist. Het herkennen van stijlfiguren gaat hem moeizaam af. Ook ironie blijft een ingewikkelde zaak voor de moralist. Vroeger had de moralist de oorlog als ijkpunt, sinds 15 jaar is het doping in het wielrennen. In zijn belerende dadendrang verwart de moralist moraal en moreel nogal eens. De moralist raakt opgewonden (boos) wanneer hij kan klikken op ‘Reageer’.

Favoriete fiets: Het beste getest
Favoriete renner: Ze hebben toch allemaal doping gebruikt
Signatuur: De politiek is er niet voor de gewone man
Favoriete Wielermedium: Voetbal International
Favoriete koers: een schone
Citaat: ‘Een zuivere moraal is de hele kant van het verhaal’

Cato de Oudere, een moralist.

17. de dogmaticus

De dogmaticus is nauw verwant aan de moralist, soms zelf zijn broer of zus. (In deze taxonomie houden we het voor het gemak maar even op een hij) maar verschilt op één punt: hij (we nuanceren voor de laatste keer: of in een enkel geval zij) fietst ook zelf. En dat voert ver. Het lichaam is voor de dogmaticus werkelijk de tempel voor de geest. En de geest is tempel van de wil. En de wil is sterker dan het lichaam. Van werken moet je moe worden, anders is het geen werk.

De dogmaticus is of wordt kinderrijk. Maar hoe het ook is, primaat is en blijft sportiviteit. Dat mag ten koste van het gezin. De dogmaticus flirt met eugenetica. Maar alleen op de wc, als niemand het ziet, zoekend in de leesmap. Omdat de dogmaticus diep wortelt in de (provinciale) grond is hij onwrikbaar en heeft per definitie gelijk. Over fiets’n, over doping, over koers’n en over alles. De dogmaticus bespaart op eten, hij lust ook niet zo veel en  kan daarom goed sparen voor nieuwe fiets en/of een mooie bandana.

De dogmaticus heeft bepaald geen moeite met familiedagen want hij kan er altijd heen fietsen. Daar strijkt hij neer en imponeert hij een neef met het technisch vernuft van zijn fiets. De dogmaticus leest het liefst gortdroge koersverslagen zonder alinea’s. Want: interpretatie is een dwaling van de geest, en geesten bestaan niet. Omdat de dogmaticus precies weet op welke moment in het jaar hij 312 watt kan leveren (op 39×15) rijdt zijn vaste fietsgroepje hem niet vaak los. Dan roept hij: ‘doorfiets’n, kloothommels!!’ (De hoogste deugd vindt uitdrukking in ostentatieve tongval, variërend van dik aangezet Rijnmonds tot allesverhullend Nedersaksisch dialect).

Hij houdt de woordenschat, vooral tijdens het fiets’n, beperkt. Liever laat hij zich geselen door de koude striemende voorjaarswind. Omdat hij in februari al kan bogen op 2000 km schrijft zich in voor zo’n 5234 tochten per jaar.  Hij klaagt vervolgens over organisatie. Want zo wil het dus niet. Tijdens deze fietstochten is zijn wieleruitdossing een uitstekende reclamezuil voor de –voor hem- lokale middenstand en hij maakt zo vooral slagers, ijzerhandelaren en bouwers blij. Bij de finish grijnst hij met zijn hoekige hoofd, waarboven een peperdure zonnebril prijkt. ‘Makje’.

Favoriete fiets: Pinarello Dogma
Favoriete renner: Jens Voigt – goed vader
Signatuur: zinloos
Wielermedium: AD
Favoriete koers: de Tour, maar zal iets uit de tweede garnituur zeggen
Citaat: ‘Ik heb ergens gelezen…’

16. de relativist

De fiets van Henk Lubberding, een relativist

De fiets van Henk Lubberding, een relativist

Begint elke uitspraak (ook op schrift) met een relativerende klank: mwah, noh, janee, och, hmmm. Alles is minder erg dan het lijkt. Dat komt omdat al het erge vroeger reeds heeft plaats gehad. Bijvoorbeeld toen het nog echt sneeuwde tijdens de koers of renners met hun gebit de gebroken ketting repareerde. Dan reden ze in hun eentje een gat van een half uur dicht, en met het schuim op hun mond, reden ze voor het gemak door naar de kopgroep.

Breekt er een supertalent door dan is er altijd  ‘ een Merckx’  of ‘ een Bahamontes’ of ‘een Anquetil’ om de nieuweling in perspectief te plaatsen. Ploegleiders zijn tegenwoordig belastingambtenaren. Vroeger waren het betonvlechters. ‘ Je’  trainde vroeger 20 uur per dag. Ook als je niet trainde. Tegenwoordig vinden renners het wel mooi na een uurtje of 3. Carbon vangt de klap niet op. Helmen zijn voor op de motorfiets. Een niet-klimmer reed ook met 44 binnenblad de Ventoux omhoog. Staand klimmen is voor bmx’ ers.

Druk op de renners tijdens de Tour? Mwah, vroeger was er niemand om je op te vangen. Je reed dan alleen naar het hotel, soms nog een kleine 150 km. Zonder wielen, want die moest je afstaan aan je kopman. Meestal was er geen douche of bed. Alleen een verzorger. Je at dan met je ploegmaten een dikke biefstuk. En die was vroeger beter, dus er was ook geen doping.

Favoriete fiets: de handgemaakte van vroeger
Favoriete renner: geboortejaar tot 1940
Signatuur: antirevolutionair
Wielermedium: de krant (losse verkoop) en de transistorradio
Favoriete koers: Bordeaux-Parijs, maar dat is niet meer.
Citaat: ‘dat is maar hoe je het bekijkt natuurlijk’

15. de Wennemars

Alles is mooi en prachtig. Woorden schieten tekort, maar hij heeft er wel veel en veel van dezelfde van nodig, het type Wennemars. De Mart is geweldig, maar –eerlijk is eerlijk- hij is soms boos op De Mart. ‘Meen je dan nou!? Mart!? Man. Nee. Hou op. Ah man.’ In discussies toont De Wennemars zich licht ontvlambaar. Op zo’n manier dat-ie ’s avonds in bed ligt te denken: was dat nu wel zo handig om dat te zeggen? Gaat het mis in de sport, dan komen de tranen, mooie dikke rollende tranen, of de woede. En van woede mag ook best gehuild worden. Sport is geen ratio, maar emotie – lievelingswoord van de Wennemars. Passie, voor de sport, passie voor de passie, passie voor mekaar, is de laatste trend. Ondanks zijn onstuimigheid schuift hij telkens weer aan als analyticus, maar hij analyseert nooit.  En als iemand doping blijkt te hebben gebruikt slaat de Wennemars hem gewoon op zijn bek. En dan kijkt hij alsof die klap dodelijk kan zijn. Maar de mensen houden van de Wennemars, ze zeggen ook: je moet zo blijven. De Wennemars wordt zo een gevangene van zijn eigen Wennemars.

Favoriete fiets: dat is zo ongelofelijk mooi.
Favoriete renner: alles wat afziet.
Signatuur: toppie
Wielermedium: oraal. De Mart bijvoorbeeld.
Favoriete koers: de training
Citaat: ‘of niet dan?’

 

Wibe Balt en Stefan Couperus