Aanstaande donderdag 17 januari wordt naar alle waarschijnlijkheid de openbare biecht van Lance Armstrong uitgezonden. Hij volgt mijn advies op en probeert een eerste stapje te maken op weg naar rehabilitatie. Ik ga ervan uit dat hem dat zal lukken. De liefde van het Amerikaanse volk heeft een deuk opgelopen, maar is niet verdwenen. Daarvoor is zijn verhaal, hoe gemanipuleerd ook, veel te mooi.
De verwachting is dat Lance tijdens de opnames van zijn vraaggesprek met Oprah Winfrey geen volledige openheid van zaken zal geven. Hij zal toegeven zijn hele carrière doping te hebben gebruikt, maar zal geen boter bij de vis geven. Hij zal, tranen terugdringend, vertellen dat er geen andere manier was om als Amerikaan toe te treden tot het Europese coureursgilde. Enzovoort, enzovoort. Ik zal kijken.
Afgelopen zaterdag publiceerde de Volkskrant een stuk van Bert Wagendorp waarin hij het opneemt voor Armstrong. Hij vindt dat doping het wielrennen – met alle ‘bovenmenselijke’ inspanningen – geloofwaardig maakt en dat de verhalen over doping extra romantiek toevoegen aan de toch al zeer poëtische sport. Ik ben het niet met hem eens.
Tot halverwege de jaren ’80 ga ik nog een stuk met hem mee. Knullig gedoe met amfetamine en testosteron, hoewel ook toen waarschijnlijk slachtoffers zijn gemaakt. Ook toen voelden jonge talenten zich waarschijnlijk door trainers/begeleiders gedwongen om de spuit te pakken. Het probleem werd echter pas echt groot met de komst van epo. Dat werkte echt, de meningen van professoren Cohen en Kuipers ten spijt. Kijk naar Lance Armstrong. Met epo kun je van een talentvol renner voor de eendagskoersen een groot tijdrijder en klimmer maken die zeven keer achter elkaar de gele trui op de Champs Elysées aan mag trekken.
Geldschieters zagen dat koersen misschien wel waren te manipuleren. Veel geld = veel doping = veel overwinningen. Het risico van de investering daalde, de opbrengst steeg. Belangen namen toe, sponsoren stonden te springen. Armstrong garandeerde een miljoenenindustrie aan fietsen, brillen en helmen in het onontgonnen Amerika. Niks romantiek, pure business.
Wagendorp vindt dat we Armstrong met rust moeten laten en doping in het wielrennen moeten accepteren. Hij vindt dat Hamilton en Landis zich onterecht opstellen als slachtoffers. Met dat laatste ben ik het hartgrondig eens. Alle toenmalige US Postalrijders hebben goed kunnen verdienen aan hun intimiderende baas en betuigden pas spijt toen dat onvermijdelijk werd. Bert Wagendorp vergeet echter de echte slachtoffers. Bijvoorbeeld Christophe Bassons, die de Tour van 1999 op verzoek van zijn ploegleider verliet nadat hij de prestaties van de Amerikaan in een column in twijfel had getrokken en door Armstrong geïntimideerd werd.
Hoe zou de mening van Bert luiden als Christophe Bassons, die Monsieur Clean werd genoemd, zijn zoon was geweest? Een zoon die droomde van een professionele carrière, maar die zijn integriteit bewaakte. Wat zou Bert Wagendorp tegen zijn zoon zeggen? Zoek maar een andere baan? Wagendorp bekijkt de situatie mijns inziens teveel vanuit het perspectief van de journalist, die ‘leeft’ van slecht nieuws en gebrek aan integriteit. Als iedereen alleen maar integer zou zijn zouden de kranten een stuk dunner worden. Een soort Sonja’s Goed Nieuws Show.
Ik verwijt Armstrong niet zijn epo-gebruik. Velen gingen hem voor en velen volgden hem. Wat ik hem (en vele anderen) verwijt zijn de maffiapraktijken waarmee hij de restjes integriteit in de sport wilde uitroeien. Als Armstrong mijn zoon was zou ik hem het dopinggebruik nog kunnen vergeven. Ik zou wel moeten concluderen dat tijdens de opvoeding het onderwerp Gewetensvorming onvoldoende aan bod was gekomen.
- Gewetensvorming - 14/01/2013
- Macht en hematocriet - 20/10/2012
- De 5 lelijkste ‘zitters’ - 10/11/2011
,,Ik verwijt Armstrong niet zijn epo-gebruik. Velen gingen hem voor en velen volgden hem. Wat ik hem (en vele anderen) verwijt zijn de maffiapraktijken waarmee hij de restjes integriteit in de sport wilde uitroeien. Als Armstrong mijn zoon was zou ik hem het dopinggebruik nog kunnen vergeven. Ik zou wel moeten concluderen dat tijdens de opvoeding het onderwerp Gewetensvorming onvoldoende aan bod was gekomen.”
Dat zou ik ook hebben geschreven. Maar dan nog sterker: Een in zijn zucht naar eeuwige glorie vastgelopen mens, dat iedereen in zijn omgeving dwong (met het pistool op de borst) met hem mee te gaan. Hij is een gestoord mens geworden, of was het al (door zijn verstoorde jeugd). Ik zou ook slikken en spuiten als ik de top wilde en koste wat kost ‘moest’ halen van, maar ik zou nooit zo genadeloos en gewetenloos kunnen zijn. Al kan ik dat niet bewijzen: ik ben nooit in die situatie verzeild geraakt. Te zwak, te bang, te onzeker en te lui voor. Zo gedreven zijn is al gestoord, vind ik