Guiseppe GueriniGiuseppe Guerini (14 februari 1970)

Hij kan winnen!
Nee.
Hij gaat winnen!
Nee.
HIJ GAAT WINNEN!
Ja.

Niemand kan hem nog inhalen, geen mens op een fiets gaat hem, Giuseppe Guerini, nog terugpakken. Zijn voorsprong is te groot.

Zijn benen vullen zich met melkzuur, zijn hoofd met endorfine.

En ondertussen het loeien van de toeschouwers, die langzaam zijn verworden tot een roodbruin verbrand bergmonster. Hij ziet nog slechts flitsen.

Een jongetje in een T-Mobile shirt, aan de hand van zijn vader.  Het jongetje juicht niet, het kijkt hem verbaasd aan, met de blik van iemand die een ander ziet voordringen bij de bakker. Heeft hij een petje op?

Hij weet het niet, het is alweer voorbij.

Een meisje in korte broek. Van boven raagt ze alleen een bikinitopje. Haar buik hangt als een warme kruik over haar broekje heen.

Hij ziet haar navel, breed en diep, als een spleet in een gletsjer. Je zou er gemakkelijk je kleingeld in kwijtkunnen, denkt hij.

De Hollanders met hun eeuwige muziek, die overal op precies dezelfde manier uit de duizenden kleine radiootjes kraakt.

Hij ruikt het zweet, het bier.
Nog even. Nog heel even maar.

Het volgende moment voelt hij iets wat hij niet hoort te voelen. Het is alsof het stijgingspercentage zich plotseling vertienvoudigd heeft, tot honderd procent.

Een muur waar hij tegenop rijdt, een muur die hem de weg verspert naar een zege waarvan hij vindt dat die hem alleen toekomt.

Een muur, zomaar, midden op de weg.
De muur spartelt, trekt aan zijn schouder, grijpt zijn fiets.

Het volgende moment staat hij weer, wankel als een dronken Bulgaar. Hij controleert zijn fiets. Kijkt naar de muur, die naast hem staat en dingen roept die hij niet verstaat, op de hoge toon van iemand in wiens aderen de adrenaline van een ongeluk raast..

De muur heeft een fotocamera om zijn nek.
Dan klikt hij zijn schoenen in zijn pedalen en vertrekt; handen op zijn rug, hij hoort Duits praten.
Het geloei van het publiek zwelt aan als nooit tevoren.
Nog een paar honderd meter.
Hij gaat winnen.

Nee.
HIJ GAAT WINNEN!
Ja.

Die avond meldde de jongen met de camera zich bij het hotel waar de ploeg van Telekom zojuist op het punt stond het eerste glas champagne te heffen.

Hij komt zijn excuses maken. De jongen steekt zijn hand uit, zijn ogen strak gericht op de grond voor hem. Giuseppe Guerini laat de arm die hem een paar uur eerder weer op weg geklapt heeft heel even in het luchtledige hangen. Pas dan schudt hij hem.

Hij heeft tenslotte gewonnen.
Nee.
HIJ HEEFT TENSLOTTE GEWONNEN.

Guerini kan dan nog niet weten dat hij zes jaar later nog eens een Touretappe zal winnen. Maar wat hij wel weet, is dat deze dag hem tot na zijn dood zal aankleven. Ze zijn voor altijd aan elkaar verbonden, de fotograaf en hij.

De jongen met het fototoestel heeft hem vereeuwigd.

Frank Heinen