Op 6 december 1989, iets voor 7:30 in de ochtend, rijdt een tot de nok toe met explosieven gevulde truck het Paloquemao-marktplein op, in een van de mooiste wijken van Bogota. Daar, op de kop van dat plein, is het hoofdkantoor van het Departemento Administrativo de Seguridad gevestigd.

De DAS.

De DAS is de Colombiaanse veiligheidsdienst.

De vrachtwagen parkeert voor de hoofdingang. Achter het stuur van de truck zit Gonzalo Marin, oud-wielrenner. Een bekendheid, een halve held.
Het volgende moment gebeurt er niets. Het is het laatste moment dat alles nog heel is.

Dan klinkt er geluid.
Het is het geluid van driehonderd kilo dynamiet die ontploft.
52 mensen sterven, meer dan duizend raken gewond.

Het doelwit van de aanslag, DAS-directeur Miguel Maza Marquez, blijft ongedeerd.

*

Gonzalo Marin was een van Colombia’s beste wielrenners in de tijd dat het Colombiaanse wielrennen zich in het niemandsland tussen adolescentie en volwassenheid bevond.

Hij was een klimmer van het explosievere soort, het soort mannetje dat wordt afgeschoten zodra de weg serieus begint te hellen. Werd tweede in de Baby Giro van 1974, maar tot een doorbraak in Europa kwam het voor Colombiaanse klimmers destijds maar zelden.

Marin eindigde meermaals op het podium van de Vuelta a Colombia, in dienst van Ositto’s. Eigenaar en ploegleider van Ositto’s: Roberto Escobar.

Informele geldschieter is Roberto’s broer. Pablo.

Na een tamelijk succesvolle loopbaan op de fiets begint “Chalo” begon jaren tachtig een nieuwe carrière. Voortvarend startte hij een fietsenwinkel Chalito’s, net als zijn grote concurrent van weleer trouwens, Alfonso Flores.

Veel fietsen verkochten ze niet, Gonzalo en Alfonso.

Ze hadden het veel te druk met hun freelance werkzaamheden voor het Medellin-kartel. Zo gebeurde het dat de eigenaar van een stoffig fietsenzaakje in een deprimerende buitenwijk van Medellin rijk wordt als tussenpersoon bij grote drugstransacties. Alles ging goed, tot er ergens iets aan de strijkstok bleef hangen.

Geld verdween, veel geld.

En Chalo kreeg de schuld.

Het duurde even, maar Pablo Escobar was bereid hem te vergeven. Escobar was God en Gonzalo Marin kreeg zomaar eventjes absolutie. En dat niet alleen: hij kreeg ook een nieuwe opdracht.

Het waren de laatste maanden van 1989: Escobar en zijn collega-drugsmiljardair Gonzalez Gacha sidderden voor het uitleveringsverdrag tussen Colombia en de VS, dat ieder moment getekend kon worden.

En Colombia sidderde op zijn beurt voor Escobar en Gacha, die al het grove geschut inzetten dat ze konden vinden.

295 aanslagen en aanslagjes in een paar maanden tijd, en de grote klap moest nog komen, op 6 december 1989.

*

Een paar maanden later.

In de ochtend van 25 april 1990 wordt Gonzalo Marin in een kapperszaak in Cali gefolterd en gewurgd. Wanneer hij gevonden wordt, zijn z’n zakken leeg, op een bezoekerskaartje voor de gevangenis van Itaqui na.

In die gevangenis zit zijn oud-ploegleider Roberto Escobar een van zijn talloze gevangenisstraffen uit.

(De moordenaars van Marin zijn nooit gevonden, maar de moord is vrijwel zeker toe te schrijven aan Los Pepes (People Persecuted by Pablo Escobar). Los Pepes vermoordden niet alleen mensen in en rond de inner circle van Escobar, maar lieten ook niet mist te verstane boodschappen bij de lichamen achter.  Volgens veel Colombianen deden Los Pepes wat politie en justitie al decennia hadden verzuimd. Ze zouden gesponsord en bewapend worden door de DEA, de CIA en het Colombiaanse leger.

In 1993 sluit het onderzoek naar de DAS-bomaanslag. Gonzalo Marin is de dader, Pablo Escobar de opdrachtgever. Escobar sterft later dat jaar door een politiekogel op een dak in Medellin.

Gonzalo Marin is dan al ruim drie jaar dood.
Dat hij ooit een grote kleine klimmer was, is iedereen in Colombia dan al lang vergeten.

Frank Heinen