Foto A.S.O./Oman Cycling Association/Thomas Maheux

Koersverhalen

Vervaeke’s Verveling en de winst in Tour of Oman

Het begon met verveling. Zoals zoveel dingen beginnen met verveling. Oorlogen, uitvindingen, de eerste cavia die een parachutesprong waagt. Ook de overwinning van Louis Vervaeke begon met niets meer dan een gebrek aan prikkels.

Foto A.S.O./Oman Cycling Association/Thomas Maheux

Een profkoers winnen doe je niet zomaar. Zeker niet als je twaalf jaar lang geen koers hebt gewonnen. Dan raak je eraan gewend. Aan tweede worden. Aan derde worden. Aan de rol van het onmisbare, anonieme tandwiel. Aan de lof die anderen ontvangen. Je leert de kunst van het lossen, het optrekken, het sterven voor een ander. De kunst van de lead-out, de tempobeul, de man die bidons haalt en de koers in de eerste zestig kilometer kleur geeft, wetende dat hij de laatste vijftig niet de uitzending haalt.

Zo iemand was Vervaeke. Zo iemand is Vervaeke. Maar niet op zondag, niet in Oman, niet in die stoffige, op uitgerekte verveling gebouwde etappe.

Want ergens halverwege, tussen de tweede bidon en het volgende vergeefse wc-bezoek aan de achterkant van het peloton, sloeg het in: wat doe ik hier eigenlijk?

En toen deed hij iets wat renners als hij niet doen. Hij sprong weg.

Niet slim. Niet logisch. Niet verstandig. Renners die twaalf jaar geen koers winnen, winnen geen koers. Ze rijden erin, ze controleren hem, ze halen hem op. Maar Vervaeke wilde iets anders. Niet winnen, misschien niet eens ontsnappen. Gewoon iets doen.

Uit verveling werd een aanval. Een aanval werd een chasse patate. Een chasse patate werd een vergissing van het peloton. En toen werd het een kans.

Vervaeke reed. En hij bleef rijden. Eerst met een paar anderen, toen alleen. Hij voelde de hitte in z’n lijf kruipen. Voelde de benen leeglopen. De laatste kilometers zogen hem leeg, de weg leek ineens langer. En achter hem kwam het peloton. Niet meer loom en verveeld, maar als een roedel roofdieren.

Hij wist het zeker. Dit werd net niet. Net geen overwinning. Net geen geschiedenis. Net geen moment om te onthouden.

Maar dit keer was er geen net niet. Geen zure vierde plek, geen ‘goede poging’, geen ‘jammer, maar’. Dit keer was het raak.

Omdat hij niet wachtte. Omdat hij niet rekende. Omdat hij de koers naar zijn hand zette in plaats van zich erin te schikken. Omdat hij, twaalf jaar lang, had geleerd hoe je voor anderen moest rijden en op die ene dag besloot dat hij ook voor zichzelf kon rijden.

Uit verveling wegrijden. Uit koppigheid volhouden. Uit pure wilskracht winnen. Het is geen tactiek, het is geen wetenschap.

Het is koers.