Foto Het is Koers
Het is Koers in Turkije
De start van een koers is altijd een merkwaardige plek. Het is een soort organisme dat zijn eigen leven leidt. Maar de Presidential Tour of Turkey lijkt dit fenomeen naar een nieuw niveau te tillen. Het is een bijzonder en typisch tafereel. Tussen gebouwen met historische betekenis en de moderne wereld van carbon racefietsen en promotietrucks. Het is Koers is erbij en kijkt de ogen uit.
Het is er druk. Niet zozeer met publiek, dat is om 11.00 ’s ochtends, een uur voor de start, nog op een hand te tellen. De drukte zit ‘m in de aanwezigheid van mensen met hesjes, jassen, portofoons en tablets. Mannen, vooral. Mannen met borstelsnorren, in maatpakken, in veel te warme jassen ondanks de zon, in uniform, met zonnebrillen en een zelfverzekerde pas. Ze lijken allemaal iets te doen te hebben — of doen in elk geval alsof.
Elke honderd meter dat je dichter bij het startpodium komt, sta je stil. In het Turks: ‘wie ben je?’ ‘Waar ga je heen?’ ‘Accreditatie?’ Ja, ja, ja. Maar het maakt niet uit. Het volgende checkpoint wacht alweer. Er is een soort verslavend ritme in die controle. Niemand lijkt precies te weten wie waarvoor verantwoordelijk is, maar iedereen regelt iets. Of probeert dat toch.
Het zijn niet alleen mannen. Tussen de functionarissen vind je ook genoeg dames. Ze staan bij de rennersbussen, bij de teamtenten, bij het mediacentrum. Vaak professioneel, scherp, kordaat. Maar ze zijn met weinig. Vergeleken met de overmacht aan mannen vallen ze weg. Het is een decor van testosteron en protocol. Van orde in de chaos.
Bij het startpodium barst het van de officials. Sommigen hebben een badge, anderen lijken gewoon zin te hebben in een officiële gebeurtenis. Er wordt gefotografeerd — veel. Niet door persfotografen, maar door de officials zelf. Met telefoons. In groepjes. Alleen. Met een renner als achtergrond, of gewoon het podium. Iedereen lijkt vast te willen leggen dat hij er was. Dat hij onderdeel was van iets belangrijks.
En boven dit alles hangen ze: de grote portretten van Mustafa Kemal Atatürk en Recep Tayyip Erdoğan. Onvermijdelijk. Onafwendbaar. Atatürk met zijn strenge blik, Erdoğan met zijn alziende ogen. Het zijn flinke decorstukken. Je kunt er niet omheen, hoewel het de renners niet opvalt. Ze kijken mee. Over het parcours. Over de organisatie. Over de koers.
Intussen komt de zon op. Renners schuiven richting de sign-on. Een jonge fan vraagt om een bidon. Een ploegleider kijkt nog een laatste keer naar de etappe. Een mechanieker pompt nog een bandje. Een van de ‘snorren’ steekt een sigaret op. De koers is begonnen. Al is het officiële startschot nog ver weg.