Studio Kigali

Studio Kigali: Tsjadisch Toer(tje)

Wielrennen groeit in Afrika: Steeds meer Afrikaanse renners, een groeiend aantal wedstrijden. Met het WK wielrennen in Kigali Rwanda als voorlopig hoogtepunt; en potentieel een grote boost voor de verdere ontwikkeling van het Afrikaanse wielrennen. Maar Afrika is groot en divers. Hoe is het om te trainen in één van de armste landen van het continent?

Ik zit achter op een motor en hou me stevig aan de beugels vast. Gelukkig rijdt Benoit die voor me zit niet al te hard. Links scheren auto’s langs ons heen; rechts van ons een continue stroom van wandelaars, half in de berm, half op de weg. Motortjes halen ons al slalommend tussen het andere verkeer langs beide kanten in.

Ik zit in mijn wielerkleren; mijn helm nog op. Voor motorrijders is het dragen van een helm geen gemeengoed hier; een andere beleving van risico’s. Fatalistischer, of geloof in Gods wil. Ik word aangekeken; meewarig of nieuwsgierig. Ik kijk dan weer met een glimlach naar de motor voor ons met een fiets achterop als bagage. Míjn fiets, of toch in ieder geval voor deze training.

Het is een erg korte training geworden.

Tot vandaag had ik nog geen meter gefietst in Tsjaad. In mijn trainingsdagboek wel een indrukwekkende rit. Vanuit Moundou op weg naar N’Djamena, bijna 350 kilometer. Een monsterrit. Een frauduleuze rit. Met de auto. Even over halfweg checkte ik hoe laat het was. Mijn sporthorloge – in het voorvakje van mijn rugzak – registreerde de rit.  Per ongeluk het knopje ‘start’ aangedrukt bij het pakken van mijn tas.

Mijn logboek heeft, naast de autorit, nu ook een echte fietsrit op Tsjadisch grondgebied… Een training van net iets meer dan één kilometer.

Enkele weken eerder… ‘Location vélo N’Djamena Tchad’. Fietsverhuur in de hoofdstad van Tsjaad. Google gaf geen bruikbare resultaten. Iets van een wielerunie dan? Op de UCI-site stond weinig info; een naam en een telefoonnummer. De Fédération Tchadienne de Cyclisme had een X-account. Enkele berichten, de laatste van twee jaar geleden. Ik drukte op ‘volgen’. Het aantal volgers verhoogt naar 13.

Ik stuitte op een e-mailadres. Ik stelde een tekst op. Een korte en simpele vraag – heeft u een fiets te leen? – met de nodige egards die de Franse taal en de Afrikaanse cultuur meer waarderen dan de onze. Eerst de nodige beleefdheden alvorens een gunst te vragen. ‘Ik hoop dat mijn bericht u zal bereiken in excellente gezondheid’, dat soort zinnen.

Ik verzond de mail en werkte verder aan het programma voor mijn reis. Voor de zondag vulde ik in: réunions informelles – informele afspraken. Niet zwart-op-wit, maar wel mijn gedachte: wellicht een kans een stuk te kunnen fietsen.

Al na enkele minuten verscheen een notificatie rechtsonder in mijn beeldscherm. Een ontvangen mail. Afzender: Fédération Tchadienne de Cyclisme. Ik klikte direct en las het bericht.

De toon van de mail was vriendelijk. Het ging goed met de afzender, merci. Hopelijk was dat voor mij ook het geval. Een fiets vinden moest lukken. ‘Cool!’ mompelde ik, en reageerde meteen. Een interessante mailwisseling ontvouwde zich.

Ik bleek niet beantwoord te worden uit Tsjaad, maar vanuit Zweden, en wel door de secretaris van de federatie. We wisselden mails uit over de maat van de fiets, de trainingen van de Tsjadische selectie. Er volgde een uitnodiging voor een voorgenomen Ronde van Tsjaad, een 2.2 koers. Ik deelde de website van onze club. Als laatste nieuwsitem een verslag van een tijdrit, met foto.  Een dure fiets, viel hem op. Voor Nederlandse begrippen misschien niet, voor Tsjadische begrippen wel. Ik deed hem denken aan Jens Voigt. ‘Haha, een kenner’, grapte ik terug. Na wat beleefdheden spraken we af contact te houden.

Het onderhouden contact leidt – als ik eenmaal in Tsjaad ben – tot een ontmoeting met de Sécretaire Générale. We schudden elkaar de hand. ‘Benoit’, stelt hij zich voor. Ik ga hier door het leven als Monsieur Diek.

Ik overhandig de spullen die ik mee heb genomen: uit praktische overwegingen – het gewicht van de koffer – vooral kleren. Veel broeken. Ik schatte in dat vooral die van waarde zouden zijn. Benoit neemt de spullen dankbaar in ontvangst. Hij legt me uit dat er trainingen zijn op dinsdag- en donderdagavond en op zondag in de vroege ochtend. Op dinsdag heb ik al afspraken staan, op donderdag moet wel lukken. Benoit belooft me te komen halen, samen met de mecanicien.

Donderdag eind van de middag breekt aan. Ik overpeins wat te doen. Toch maar in vol ornaat. Klaar voor de training. Een WhatsApp berichtje. Benoit en de mecanicien staan bij de poort van het hotel. Ik haast me nieuwsgierig naar buiten.

Ik krijg nog een berichtje of ik zelf buiten- en binnenbanden heb meegenomen. Ik heb wel pedalen en schoenen meegenomen; het advies binnen- en buitenbanden mee te nemen is langs me heen gegaan. Ik heb het advies dan ook niet opgevolgd.

De mecanicien geeft me een hand en stelt zich voor. Ahmat heeft een hoopgevend uitziend Look-frame bij. En losse wielen. Zonder binnen- en buitenbanden. Hij legt in vlot tempo bandjes op de velgen en schroeft mijn pedalen op de cranks. Benoit zal voor me rijden, Ahmat achter me. We doen de eerste honderden meters rustig aan. Het is even wennen aan de fiets, en het verkeer. Het asfalt is goed, niet te veel gaten, maar wel geniepig hoge drempels.

Als ik een bocht naar rechts wil nemen, een plof. Een klapband. Ahmat is snel bij me. Hij begint meteen aan herstelwerkzaamheden. Ik zie een binnenband die al meerdere keren geplakt is. Ahmat pompt de band op, maar schudt zijn hoofd. Hij laat me de buitenband zien. Een gat in de zijkant. Uit zijn lichaamstaal maak ik op dat hij het ook niet weet. Benoit pleegt wat telefoontjes, maar vindt geen oplossing.

Mijn training zit erop. Ik sta er wat beteuterd bij. Ik probeer het niet te veel te tonen, want het lijkt erop dat Ahmat en Benoit nog meer teleurgesteld zijn dan ik.

Ahmat bindt de fiets achterop zijn motor. Ik stap bij Benoit achterop. Na enkele kilometers doemen renners op. Een viertal. Ik zie een Lotto shirt, een half bollenshirt en een shirt met in rode letters DMC; later lees ik verdere Belgische sponsors als opdruk. Ik schud handen, stel me kort voor. Benoit introduceert me als oud-renner – ik grinnik van binnen – en bombardeert me tot trainer. We doen wat oefeningen voor het bovenlichaam. Voor de kern van de training is toch echt een goed functionerende fiets nodig.

Op de motor doe ik dienst als extra windschild als de renners achter de motor fietsen. Zo rijden we enkele kilometers als ik opmaak dat de training op z’n einde loopt. We hadden ook wat vertraging natuurlijk; het schemert. Benoit kondigt aan dat hij me naar het hotel brengt. Ik groet de andere renners. Ik hoop op een snel weerzien.

Een motor komt naast ons rijden. Met een glimlach kijkt de bestuurder me aan. Ik groet hem met een hoofdknik terug. Hij vraagt: “Fatigué?” Of ik moe ben? Ik geef hem mijn breedste glimlach terug. Een lach, toch een beetje als een boer met kiespijn. Ik ben niet moe. Integendeel: Mijn lichaam kriebelt, bruist; heeft zin om te fietsen. Hij steekt zijn duim op. Ik zwaai terug.

De lekke band tijdens mijn eerste fietstocht(je) in Tsjaad kan mijn humeur niet verpesten.

Bekijk ook van Dik van de Koolwijk

Studio Kigali: Tsjadisch Toer(tje)

(Een poging om te) Wielrennen in één van de armste landen ter wereld

Studio Kigali

Studio Kigali: Kopbeurt Jasmijn Appels

Vijf vragen aan…

Studio Kigali