Site pictogram HET IS KOERS!

Bij het afscheid van Edgar Sorgeloos: ‘Labieken’, trouwe dienaar van beroep

Vandaag wordt in Oudenaarde afscheid genomen van Edgard Sorgeloos (85).

Een foto in de krant. Edgard Sorgeloos glimlacht en iemand buiten beeld – dat moet Mart Smeets zijn – legt een stevige arm om zijn schouder. Meesterknecht van Rik Van Looy overleden, staat erbij. “De beste vriend die ik ooit had”, noemt Rik Van Looy hem verderop in het stukje.

Edgard Sorgeloos reed voordat hij bij Van Looy terechtkwam in dienst van Rik Van Steenbergen, maar vooral met de Guardia Rossa, zoals de ploeg rond Van Looy in de Solo-Superiatruitjes werd genoemd, liep hij hoog op. “We werden gekenmerkt door fierheid, discipline, beroepsernst en een grote ambitie, naar het beeld van onze kopman”, zei Sorgeloos daar ooit over in Het Laatste Nieuws. “Trouw waren we en zijn we nog. Ik blijf Van Looy-man tot in de kist.”

Iedereen noemde hem ‘Labie’ of ‘Labieken’ en hoewel velen zich nog altijd afvragen vanwaar die naam komt, was het gewoon de Noord-Franse familienaam van zijn grootvader aan moeders kant die hij zich had laten aanleunen. Minzaam en behulpzaam, zo liet Sorgeloos zich als mens kennen en dat zal Lucien Van Impe zeker niet tegenspreken. Hij zocht hem in zijn amateurjaren vaak op in café Dennenhof in Voorde, dat Sorgeloos na zijn carrière met zijn vrouw uitbaatte, voor advies over zijn carrière. Daardoor kwam hij dankzij hem in contact met Jean Stablinski van Sonolor-Lejeune, waar hij prof kon worden.

Sorgeloos werd, nadat hij in 1966 was gestopt met koersen, in 1969 chauffeur van toenmalig BRT-wielercommentator Fred De Bruyne. Omdat de Belgische omroep naderhand voor die functie alleen mensen in vaste dienst mocht inzetten, stapte hij halverwege de jaren ’70 over naar de NOS, waar hij als freelancer 28 jaar behalve chauffeur ook manusje-van-alles was voor Mart Smeets en Jean Nelissen.

Had Jean sigaren nodig? Dan ging Edgard er halen. Moest er met koffers worden gesjouwd? ‘Labieken’ en Herman Cornelis, de andere Belgische chauffeur, deden het. Het problematische drankgebruik van ‘de Neel’, wiens valiezen tijdens de Tour zwaarder wogen door de meegesmokkelde flessen, kwam zo door hun toedoen onder de aandacht, leert de biografie over ‘Jean’ (Bart Jungmann, uitg. De Muur). Smeets vroeg hem onderweg uit over zijn kennis van de koers. En ‘Labieken’ diepte anekdotes op. Hoe hij een kleine kopgroep bewust langs de buitenkant van een grote rotonde leidde, terwijl zijn kopman Van Looy met de tweede groep de kortere binnenkant koos en de koers won. Of hoe hij tot zijn frustratie halverwege een Belgisch kampioenschap – dat toentertijd als selectiecriterium gold voor de (nationale) Tourploeg – al te horen kreeg dat hij toch niet geselecteerd zou worden omdat de Waal Alex Close ongeacht de uitslag voorrang zou krijgen.

Desondanks reed Sorgeloos wel zes keer de Tour de France en won hij in die van 1964 een etappe. Er was ook een Ronde van Frankrijk waarin hij elke dag sperziebonen te eten kreeg. Helemaal slap gekookt bovendien. Geen sperzieboon kon hij na afloop nog zien! Eenmaal thuisgekomen, zette zijn vrouw ’s avonds een bord warm eten voor hem klaar. Ook toevallig, met sperziebonen. En toen hij een paar dagen later langsging bij een mecanicien vroeg diens vrouw of hij wilde blijven eten? Kwamen er wéér sperziebonen op tafel. Maar ‘Labieken’ at zijn bord toch beleefd leeg. Althans, zo wordt als anekdote verteld. Het zou, zijn dienstbare leven indachtig, zomaar waar kunnen zijn.

Mobiele versie afsluiten