Het blauw van de hemel lijkt net gewassen, zo fris. De camera scheert door een dorpje. Alsof de kijker vóór op de fiets mag zitten, een van de 180 racefietsen in de Tour.
Er klinkt vrolijke muziek. Een blaasorkest, een plaatselijke fanfare?
Een non steekt haar duim op.

Zo begint Vive le Tour, een documentaire over de Ronde van Frankrijk van 1962. Regisseur: Louis Malle. Malle, die debuteerde als regisseur met Ascenseur pour l’Echafaud, had dat jaar een totale flop op zijn naam gezet. Het filmen van Vie Privee – hoofdrollen: Brigitte Bardot en Marcello Mastroianni – was een aaneenschakeling van mislukkingen, pech en ongewenste inmenging van de Amerikaanse producenten geweest. Bardot was onhandelbaar gebleken en Mastroianni had geprobeerd zich op het laatste moment uit het project terug te trekken. Tevergeefs.
Om af te kicken, nam Malle die verschroeiend hete zomer plaats op de motor van een vriend en liet zich enkele dagen door het Tourpeloton rijden. Het leverde een kleurrijke kortfilm op.
Na Malle verscheen de ene filmmaker na de andere in de karavaan. Drie jaar later al, in 1965, arriveerde de jonge regisseur Claude Lelouch in de karavaan. Zijn Pour un maillot jaune is verhalender, maar ook harder dan de film van Malle. Het lijden, kermende renners in de berm, bloed op het asfalt… Het zal filmmakers wereldwijd voor eeuwig en altijd blijven fascineren.

En dan, na wat zwalkende omtrekkende bewegingen, valt hij van zijn fiets. De tik van metaal op grind, het lichaam als een logge zak rijst in de greppel.
Dood, denk je. Morsdood. Zijn hoofd wordt in een klem genomen door de armen van een onzichtbare official. Er wordt tegen zijn wangen geslagen, hij moet bijblijven.
Nummer 20, hallo!
Iemand zegt: “Roep een motor.”
Steeds harder worden de klappen in het gezicht, steeds verder lijkt nummer 20 af te drijven van de werkelijkheid.
Volkomen buiten bewustzijn wordt hij even later de ambulance ingedragen.
De sirenes loeien.
Nummer 20 kan worden uitgegumd. Opgegeven.



Frank Heinen