Benny Broomans (1948-2006) heeft een carrière als stripheld misgelopen. Niet slechts z’n allitererende naam heeft hij mee maar ook met de ‘looks’ zit het wel goed. Geen knappe verschijning waar de rondemissen om vechten bedoel ik, maar een en al karikatuur. Met het geblokte hoofd en de grijns is de wielrenner net een van de Daltonbroers. En dan is-ie ook nog eens 1 meter en 54 centimeter lang. De kortste Dalton dus.
Van Benny’s boevenstreken is mij echter niets bekend. Broomans is een tegelzetter van 26 jaar uit Den Haag. In 1975 woont hij waarschijnlijk nog thuis als hij het dringende verzoek krijgt met de fiets zijn brood te gaan verdienen. ‘M’n moeder zei: word jij maar prof. Kinderen kosten toch geld.’
Niet dat hij het zelf niet wil. Integendeel. ‘Ik ben voor de lol beroeps geworden. Als prof kan ik met groten als Eddy Merckx en andere sterren koersen. Dat lijkt me leuk. Ik kan me natuurlijk helemaal niet met ze meten. Maar dat hoeft ook niet. Ik vind het gewoon fijn om de sfeer te proeven van een profkoers.’
Het verhaal gaat overigens dat Broomans als negentienjarige ook eventjes prof is, maar dat verhaal heeft slechts een fotokaart van de ploeg van Aluminium Bazuin van 1968 als bron. Net als broer Jacques staat ook kleine Benny op de foto. De twee hebben hun ‘contract’ verdiend door de sponsorloze ploegleider Theo Sijthoff met succes in contact te brengen met de heer Bazuin. Mogelijk zijn de broers op amateurbasis aan de ploeg verbonden.
Terug naar het jaar 1975 waarin het Benny Broomans duidelijk wordt dat meerijden met profwedstrijden prima lukt ze veel rustiger verlopen dan amateurkoersen. De renner heeft het dan over criteriums want andere profkoersen rijdt de individuele renner niet. Laat staan in de bergen, die hij moeilijk verteert.
Half juni meldt Broomans in de krant dat hij twee profwedstrijden heeft gereden, Gilze en Kloosterzande, en dat als achttiende en negentiende is geëindigd. ‘Zo’n achttiende plaats levert 105 gulden op. Dat is toch leuk.’ Het winnen van premiesprints tijdens de criteria zit er voor Broomans niet in. ‘Daar rijden ook grotere jongens voor. Daar kun je aan merken dat het met profrennen niet zo goed gaat. Zelfs voor vijftig gulden wordt als een gek gereden.’
Hoewel Broomans halverwege 1975 voor De Markthof gaat rijden, is het hebben van een sponsor in die tijd geen vereiste voor een individuele prof. Een licentie aanvragen en betalen volstaat en eigenlijk ben je dan vervolgens een soort freelancer die met wedstrijdpremies en hand en spandiensten aan andere renners probeert wat geld bij elkaar te sprokkelen.
De grootste investering voor de prof is een fiets, die van Broomans kost tweeduizend gulden. Broomans: ‘Als je een beetje geluk hebt is het natuurlijk wel een aanschaf voor je leven. Als je vaak lek rijdt kost het wel veel geld. Maar ik ben licht en dan krijg je veel minder lekke banden. Ik denk dat ik zo’n zeven banden per jaar nodig heb.’
Het grote geld heeft Benny Broomans niet gevonden. Grote verhalen evenmin, vermoed ik. Broomans is een stripheld in de marge. Beseft de man van 1.54 zelf ook wel. ‘Ja, als je een kleintje bent, kun je nooit een grote worden.’
Dit artikel is grotendeels gebaseerd op een interview uit de Leidse Courant van 13 juni 1975. Met dank ook aan Arie Imanse en Jacques Burremans.
- UCI-man springt en juicht voor Jopie - 25/09/2020
- Raad het plaatje - 25/09/2020
- De spreekwoordelijke rode lantaarn - 18/09/2020