Op maandagochtend komen de eerste ontwenningsverschijnselen al naar boven borrelen. Je Tourcoach-team hoeft niet meer veranderd te worden, de tourprono van Sporza is gesloten en tot overmaat van ramp was er op zondagavond al geen editie van De Avondetappe meer op televisie te zien. Ook al bedoelen ze het goed, zo ‘Daags na de Tour’ in Boxmeer, Stiphout, Chaam en Wateringen, het is eigenlijk alleen leuk voor het ‘gewone’ volk dat zijn helden van de afgelopen Tour de France wil bejubelen. De echte wielerliefhebber valt echter in het onvermijdelijke zwarte gat.
Zoals Thijs Zonneveld begin deze week al berichtte in zijn column voor Nusport: ‘Ze zeggen dat de Tour zwaar is, maar één dag zonder de Tour is nog veel zwaarder.’ Een echte vervanger voor de Tour is er natuurlijk niet, maar de geboden alternatieven blijken zó mager, dat ze zelfs het grootse deel van de wielervolgers gewoonweg ontgaan. De Ronde van Oostenrijk is stilletjes tijdens de Tour aan iedereen voorbijgegaan en de Ronde van Wallonië geeft helaas de voldoening van precies de grootte van een pelpinda.
Gelukkig is daar na zes dagen van afzien het enige redmiddel voor de wanhopige wielerliefhebber; de Clásica San Sebastián. Gelegen in het wielergekke Baskenland is de moderne klassieker de status van semi-klassieker al lang ontgroeid. Met de Jaizkibel als scherprechter is de Clásica San Sebastián zéér geschikt voor renners die wonder boven wonder met goede benen de Tour de France uitkomen.
In 1981 werd de Donostia-Donostia Klasikoa voor het eerst gereden. Het publiek mocht driemaal een renner uit de streek toejuichen. De eerste twee edities waren een prooi voor Marino Lejaretta en op het palmares van de zwijgzame Miguel Indurain staat de editie van 1990 bijgeschreven. Wij Nederlanders konden even zo vaak juichen. In 1985 won Adrie van der Poel, in 1988 was het Gert-Jan Theunisse en in 2000 wist Erik Dekker zijn fantastische vorm van de Tour de France van dat jaar door te zetten.
Voor Lance Armstrong was de Clásica San Sebastián altijd een bijzondere ervaring. In 1992 reed de Amerikaan er zijn allereerste profkoers en dat ging nog niet helemaal van een leien dakje. Destijds nog een wildebras, moest de Texaan er na 120 kilometer voor het eerst af en al vrij snel daarna wilde hij afstappen. Ploegleider Hennie Kuiper moest hem ervan overtuigen dat dat hem in zijn eerste profkoers niet mocht overkomen en uiteindelijk reed hij de resterende 100 kilometer in zijn eentje uit. Foeterend en vloekend kwam Armstrong als 111e en allerlaatste moederziel alleen over de streep. De karavaan was al lang vertrokken. Niet veel later kwam hij het rennershotel inlopen en zei hij heel stoer dat hij er ooit als winnaar zou terugkomen. Drie jaar later was het zover. In 1995 klopte hij Della Santa, Museeuw, Bugno en Jalabert. Niet de minste namen in die tijd.
Van de in totaal 162 startende renners is er een maar een handvol als kanshebber te betitelen. Phillipe Gilbert is daarvan de grootste favoriet. De Belg heeft zijn zinnen gezet op het winnen van het eindklassement van de UCI World Tour en daarin zijn de najaarsklassiekers het grootste speerpunt. De Spanjaarden Samuel Sanchez en Joaquin Rodriguez en oud-winnaars Carlos Barredo en Luis-Léon Sanchez zullen het de Belg echter erg lastig proberen te maken. Als outsiders kunnen Haimar Zubeldia, Carlos Sastre en wellicht de in goede vorm verkerende Thomas de Gendt voor een verrassing zorgen.
Lees ook: Alto de Jaizkibel | Vlees noch vis?
- Who’s Wiggins? - 23/07/2012
- Clásica San Sebastián: de afkickklassieker - 29/07/2011
- Knaven over Tourdebuut in 1996: ”Mijn eerste tour was in 1997” - 13/07/2011
Geef een reactie