Site pictogram HET IS KOERS!

De Bende van Van Kessel – Alfred Rooks en de nationale juniorenselectie van 1990

Een jonge Alfred Rooks

Een jonge Alfred Rooks

Alfred Rooks. Ik hoor die naam voor het eerst tijdens het afscheidsfeestje van Koos Moerenhout in Ahoy. Samen met Erik Bos vormt hij een van de koppels tegen wie Moerenhout en Van Bon strijden. De andere renners ken ik, maar hem niet.

Nader onderzoek leert dat Rooks een van de renners is uit de talentvolle lichting ‘89/’90 van de nationale juniorenselectie. Bondscoach Egon van Kessel krijgt de zeventienjarige eerstejaars junior in de smiezen als hij vrijwel iedere wedstrijd op het podium rijdt. Dat Rooks een klein, schriel mannetje is, is geen bezwaar.

Van Kessel debuteert dat jaar als bondscoach. Hij valt met zijn neus in de boter – of hij heeft een goede hand van selecteren, want in zijn groep zitten renners als Servais Knaven, Michael Boogerd en Leon van Bon.

En dus ook Alfred Rooks. ‘Ik kwam vanaf de nieuwelingen samen met Niels van der Steen, Leon van Bon en Michael Boogerd in de selectie. Die bestond toen verder uit de tweedejaars junioren Servais Knaven, Richard Groenendaal, Jeroen Hermes en Marcel Vegt. Het jaar daarop kregen we Koos Moerenhout, Stefan van Dijk en Rik Reinerink erbij.’

Van Bon stak er destijds al bovenuit. ‘Zeker op het vlakke was hij een klasse apart. Hij werd twee keer nationaal kampioen en als tweedejaars junior pakte hij zilver op het WK puntenkoers in Japan. We hadden allemaal wel eens onze uitschieters, maar we waren vooral aan elkaar gewaagd.’

‘Of het een vriendenclub was? Het was voor iedereen een bijzondere tijd, waarin je in een zeer beperkt groepje talenten de zwaarste koersen mocht rijden. Dat schept een band natuurlijk. We knokten er allemaal keihard voor en steunden elkaar als het tegenviel, want het was niet zo dat we de KNWU-auto altijd vol met bloemen en bokalen terug naar Nederland reden.’

Veel wielerliefhebbers kennen een opmerlijke foto van de juniorenselectie, waarop de renners met een sjekkie en een glaasje bier poseren.

Nationale Juniorenselectie

‘Ja, dat is ook wel een legendarische foto! Na het laatste seizoen samen als junioren gingen we in de herfstvakantie een weekend stappen vanuit een hotelletje in Valkenburg. De foto was ons cadeau voor Egon van Kessel. Omdat hij altijd zo heerlijk gefocust was op de gesoigneerde kant van het wielrennen – ritsje helemaal dicht, sokjes goed wit, petje recht – hebben we toen gekozen voor een iets andere teamfoto, compleet met bier, sigaretten, kapotte broeken en onnozele blikken. Het was een erg gezellig ‘trainingsweekend’.’

De juniorenselectie rijdt voornamelijk etappekoersen waarin alleen maar landenploegen uitkomen. Hoe sterker het deelnemersveld, hoe zwaarder de organisatoren de koers mogen maken. In die koersen gaat het regelmatig bergop. Daarin kan Alfred Rooks redelijk mee: ‘Waar ik sterk in was waren de explosieve beklimmingen, korte tijdritten en de tussensprints waarin ik meestal wel mijn gang mocht gaan.’

‘Aan het begin reden we zelfs nog tegen de ‘echte’ Russen! Zagen we bij het hotel knalrode Colnago’s met Campagnolo Record staan en een veel te lange ketting. Dan wisten we wel weer hoe laat het was. Bekendste Rus uit die generatie was Vladislav Bobrik, die later op zeer jonge leeftijd Lombardije won. Bekendste generatiegenoot was Davide Rebellin, daar heb ik ook in mijn amateurtijd nog enkele keren mee gekoerst. Rebellin was toen meestal al de te kloppen man, hoewel hij altijd keek alsof hij zijn moeder zo miste.’

Op een bepaald moment krijgt een aantal renners uit de juniorenselectie een profcontract aangeboden. ‘Dat je een profcontract kreeg was zeker geen gewoonte in die tijd. Halverwege de jaren 90 ging het bepaald niet geweldig met het profwielrennen in Nederland. En als je al prof werd moest je hopen dat je ook nog wat salaris kreeg. Van Bon en Boogerd waren volgens mij de eersten van de oude groep die overgingen, en die hebben later het gelijk van de ploegleiders ook wel aangetoond.’

Alfred Rooks in Ahoy 2011

‘Zelf heb ik nooit een profcontract met mijn naam erboven in mogen kijken. Ik moest hard trainen om als klein mannetje op de grote plaat mee te kunnen. De balans tussen rust en training heb ik echter nooit kunnen vinden, waardoor ik vaak aan de kant stond met kwaaltjes. Met als gevolg dat ik nooit een seizoen lang constant heb kunnen presteren. Toen ik eens in bloedvorm uit de Route du Sud kwam, brak ik vlak voor het NK mijn sleutelbeen. Ik was te wisselvallig voor een profcontract. Op goede dagen deed ik voor weinig renners onder, maar ik had ook altijd dagen dat ik dacht met drie bar in de banden rond te rijden.’

‘Misschien ben ik te vroeg gestopt en had ik langer de tijd moeten nemen om mijn lichaam sterker te laten worden. Ik heb namelijk ook renners prof zien worden die ik nooit als een serieuze concurrent hoefde te zien. Dan voel je het wel even, ja. Misschien had ik het dan ook wel gehaald. Maar ik was realistisch, koos voor een ander doel en daar hoort melancholie niet bij.’

Rooks is zo verstandig om al tijdens zijn amateurtijd na te denken over een maatschappelijke carrière. Hij kiest voor een studie fysiotherapie aan de Rijkshogeschool Groningen. Dat blijkt niet te combineren met het zware trainings- en wedstrijdprogramma, waarna hij voor de HEAO kiest. Na zijn studie komt hij op de ijsbaan in Groningen terecht, waar hij een groot deel van de schaatsschool onder zijn hoede heeft en activiteiten organiseert. Datzelfde doet hij later op projectbasis voor sportorganisaties, e-commerce, detailhandel en farmacie. Tegenwoordig is Rooks in te huren als zakelijk adviseur en interim bestuurder. Diep in zijn hart hoopt hij op een terugkeer naar de wieler- of schaatssport.

Wielrennen zit diep in zijn vezels; hij traint gemiddeld nog drie keer per week. ‘In de zomer pak ik regelmatig een cyclootje mee en ik denk erover om weer aan wat trainingswedstrijdjes mee te gaan doen. Ik heb ongeveer hetzelfde niveau als in mijn nieuwelingentijd, denk ik.’

Alfred Rooks bij het afscheid van Koos Moerenhout

‘Of ik de wielersport nog volg? Jazeker. Meestal kijk ik koersen met een peuter naast me die me duidelijk maakt dat hij naar iets anders wil kijken. Ik kijk daarom vooral naar samenvattingen via de laptop. Ik kijk nog steeds als coureur. Ik hou wel van wat bravoure in een renner, en kan me daarom opvreten als iemand zich schikt in een rol als pelotonvulling. Of zich niet laat zien op belangrijke momenten. Het maakt je eigen koers ook leuker, als ze denken rekening met jou te moeten houden.’

Alfred Rooks is gematigd positief over de toekomst van het Nederlandse wielrennen. ‘Tot voor kort zag ik het somber in, maar sinds ik twee zoons heb is er weer licht aan het eind van de tunnel, haha. Geintje natuurlijk, want die van mij worden dusdanig verwend dat ze de noodzakelijke hardheid waarschijnlijk al op hun buik kunnen schrijven. Die hardheid is erg nodig, en die krijg je niet op het vlakke in juli. Ik pleit daarom voor meer tijdritten, talenten onderbrengen in buitenlandse competities en mentale begeleiding.’

‘Als je echt een hekel hebt aan een concurrent dan train je met plezier anderhalf uur per dag in de regen extra om hem op het NK genadeloos te kloppen. Dat gedrevene mis ik vaak bij Nederlanders.’

Mobiele versie afsluiten