De ploerten hielden even in. Ik had geen idee waarom, maar besloot mijn zegeningen te tellen. Het lint veranderde in een rommelig vierkant en langzaam kroop ik naar voren door de al sterk uitgedunde groep. Ik bevond me nu te midden van de beulen en keek met ontzag naar hun magere koppen, hun afgetrainde lijven en de verbetenheid waarmee ze de wereld inkeken. De rust bleek slechts van korte duur, als de onheilspellende stilte in het oog van een orkaan. Daarna ging het martelen verder, heviger en pijnlijker dan even daarvoor. Ik zakte terug naar mijn plek tussen mijn lotgenoten aan de staart van het opnieuw gevormde lint. Met holle ogen en gebroken lijven hingen ze over hun stuur. Bang voor alle ellende die hen nog te wachten stond. ‘Het is vreselijk’ hikte een lange magere jongen. Zijn droge mond maakte een smakkend geluid. Op zijn trui kleefde snot en slijm. Ik had dorst, maar net toen ik mijn fles aan de mond wilde zetten, klonk er opnieuw een bel. De klap die volgde liet mijn botten kraken.
“Gaat in door de enge poort, want wijd is de poort en breed de weg, die tot verderf leidt” (Mattheüs 7, 13-14)
In mijn jeugd werd ik onderwezen over de wijde en de enge poort. Die enge poort vormde de toegang tot een onaantrekkelijk pad. Maar als je verder keek dan je aardse neus lang was, zag je dat er een grootste beloning aan het einde lag te wachten: een eeuwig, hemels leven. De wijde poort bracht een heerlijke route vol aards vertier als Marlboro sigaretten, slechte muziek en elk weekend een drive-in- show in het dorpshuis twee dorpen verderop waar je gemakkelijk met de brommer kon komen, het bier slechts 1 gulde
Een van de ploerten was gevlogen en zijn collega-ploerten stelden alles in het werk om hem weer op te slokken. In een verschroeiend tempo stuiterden we door de straten, een martelkamer van 800 meter lang zonder uitgang. Ik zag vlekken in allerlei kleuren en mijzelf als het middelpunt van een Jeroen Bosch-achtig tafereel. Een gruwelijk beeld; ik lag naakt op een verhoging, terwijl mannen met een nummer in hun rug gekerfd me langzaam ontleedden. Met botte messen wroetten ze in mijn dijen, gloeiende staven werden in mijn lever gepookt. De geur van brandend vlees prikkelde mijn neus en een hellehond scheurde repen vlees van mijn kuiten. Er klonk een bel, een stalen vuist beukte in mijn maag om direct daarna mijn luchtpijp af te knijpen. Met wijd opengesperde mond hapte ik naar adem, snot en slijm droop langs mijn kin. Ik wilde schreeuwen, maar maakte geen geluid. Mijn rug lag nu evenwijdig aan de straat en mijn ellebogen kwamen lager dan mijn knieën die als op hol geslagen zuigers probeerden te redden wat er nog te redden viel. Ik wist niet hoelang ik dit nog kon verdragen.
Het einde van de marteling kwam in zicht; het rondebord telde langzaam af naar de allesbevrijdende nul. De man met het donkerblauwe jasje begon steeds harder te schreeuwen en ik wist dat ik nog heel even vol moest houden. Voorzichtig bekroop me een gevoel van euforie; ik was niet gebroken, de zwakte was overwonnen. Totdat, zomaar opeens, de tonen van het lied Shanghai van Eddy Wally mijn hoofd vervuilden. De beelden die volgden sneden mij de adem af en lieten mijn benen verstijven. Ik zag het bestuur van de Plattelandsvrouwen uit Hei- en Boeicop vrijwel naakt rondom een dampend bad dansen waarin Eddy Wally een bak bami leeg zat te vreten. Ik had alle lichamelijke louteringen overwonnen, maar tegen deze terreur was zelfs ik niet bestand. Mijn verzet brak, ik boog het moegestreden hoofd en zag de ploerten in de verte verdwijnen. Ik bleef achter met Eddy Wally die met zijn linker wijsvinger een sliert bami uit zijn borstharen pulkte en stelde mezelf de vraag of het lijden me tot waanzin gedreven had of dat ik dan toch het eindpunt van de brede weg bereikt had.
- Een spannend avontuur op de flanken van de Keutenberg - 13/04/2023
- De Zonnestraal: Jean-Pierre Monseré en de herinnering - 15/03/2023
- Koers of voetbal? - 23/06/2021