Foto By Granada - Own work, CC BY-SA 4.0
De glimlach van Donetsk
Soms denk je dat het wielrennen je alles al heeft laten zien. Onmogelijke ontsnappingen, de berg die geen berg meer lijkt, de sprint die sneller gaat dan de hartslag aankan. En dan is er ineens Mark Padun, die op zijn achtentwintigste besluit dat het mooi is geweest. Niet kapot, niet versleten, gewoon: klaar. In een sport die draait om meer, verder, harder, is dat misschien wel het meest revolutionaire wat je kunt doen.
Er zijn van die gezichten in het peloton die meer vertellen dan alle persberichten bij elkaar. Die kuiltjes in Paduns wangen bijvoorbeeld, alsof ze een geheim bewaren dat wij niet mogen weten. Een jongen uit Donetsk, een stad die tegenwoordig vooral bestaat in NAVO-rapporten en nieuwsbulletins. Maar ooit was het gewoon een plek waar een jongen ontdekte dat hij kon fietsen zoals anderen ademhalen.
De Dauphiné 2021 was zijn Sgt. Pepper’s. Twee dagen waarin hij reed alsof zwaartekracht een suggestie was. La Plagne en Joux Plane: zijn eigen A- en B-kant van perfectie. Na afloop stond hij daar, schouderophalend, met die glimlach die leek te zeggen: jullie snappen het nog niet, hè? Soms is twee keer genoeg.
Nu komen ze natuurlijk uit hun holen gekropen. De zogenaamde experts, de mensen die altijd alles al wisten, de fluisteraars met hun ‘betrouwbare bronnen’, de sensatiebeluste slangen – alsof een mens niet gewoon kan besluiten dat het genoeg is geweest. Het moet de oorlog zijn, zeggen ze. Of mentale problemen. Of – en dan zakken hun stemmen tot een samenzweerderig gefluister – die prestaties in de Dauphiné, toch? Want zoiets moois, dat kan toch niet echt zijn?
Terwijl juist daar de schoonheid zit. In een wereld waarin zelfs de natste krant records probeert te breken op Strava, kiest Padun voor de stilte. Geen afscheidstournee, geen laatste mountainbikerace met veteranen in Zuid-Afrika, geen Iron Man met sponsorcontract. Gewoon: dit was het. Zoals Lou Reed ooit zei: ‘Mijn gitaar heeft meer noten dan ik ooit nodig zal hebben.’
Die kuiltjes in zijn wangen zijn er nog steeds. In zijn interviews vertellen ze een verhaal van iemand die precies weet wat hij doet. Ze lijken te zeggen: jullie mogen het niet begrijpen. Dat hoeft ook niet.
Natuurlijk, zijn stad ligt in puin. Natuurlijk waren er die twee dagen in de Dauphiné die te mooi leken voor deze cynische wereld. Maar als je hem nu ziet, met die kalme blik die verder rijkt dan de horizon, dan zie je vooral iemand die koos voor zijn eigen waarheid. Al die theorieën, al die analyses – ze verbleken bij de eenvoud van zijn keuze.
Wat rest zijn die twee perfecte dagen in juni ‘21, als een vinylplaat die je maar twee keer hoeft te draaien om de melodie voor altijd te onthouden. Een wielrenner die ons laat zien dat stoppen soms meer moed vergt dan doorgaan. Die met zijn laatste glimlach naar de camera een geheim vertelt dat niemand helemaal zal begrijpen – want wat is dat toch, in die kuiltjes? De opluchting van een last die wegvalt of het zachte verdriet om wat achterblijft?
Misschien is het zoals met alle echte schoonheid in deze sport: het mysterie maakt het alleen maar mooier.