Ik ben jullie een bekentenis verschuldigd. Een eerlijke en ik zal er maar meteen voor uitkomen. Ik ben nog nooit getuige geweest van een valpartij. Of een demarrage. Ik heb nog nooit een kopgroep van dichtbij gezien. Of een geloste renner. Ik heb nooit een groep zien waaierrijden. En ik heb nooit iemand zien linkeballen. Ja, beste lezers, ik ben nog nooit bij een wielerkoers geweest.
Ooit zag ik een vage flits een peloton wielrenners voorbij komen in Delft, in wat achteraf de ENECO Tour bleek te zijn. Maar ik zat in de tram. Ik reed door. Ik moest naar school. Waar klasgenootjes altijd mooie verhalen oprakelden van de Wateringse Wielerronde, kon ik alleen maar aandachtig luisteren. Ik kon niet wedijveren met handtekeningen van Michael Boogerd of Oscar Freire . En tot mijn allergrootste spijt moest ik vorig jaar gewoon werken, toen dertig kilometer verderop de hele Tourkaravaan een week lang in het Rotterdamse vertoefde. Het zat mij niet mee. En dat terwijl ik ontzettend veel hou van de koers en ik wist zeker dat de koers ook van mij zou houden. Het valt te vergelijken met Marilyn Monroe. De liefde spatte van het doek. Alleen had de wederzijdse liefde nooit de werkelijkheid in kunnen halen. Dus ging ik naar de liefde toe. Om af te tasten hoe het met die liefde zat.
Mijn oma zei ooit: ‘Pak het niet meteen te groots aan, jongen.’ Wijs als ze is, wist ze dat van grote plannen, kleine resultaten kwamen. Ongetwijfeld een familiekwaaltje. Om te zien hoe ik op de koers zou reageren, en de koers op mij, moest ik het dus klein aanpakken. Dus géén ontbloot bovenlichaam op de Alpe d’Huez, geen Vlaamse Leeuw op de Muur van Geraardsbergen en ik hoefde al helemaal niet te proberen om eind juli te flaneren over de Champs Elysees. Nee, ik ging het anders aanpakken.
Met dit jaar het sterkste deelnemersveld ooit en het aantal van maar liefst negen Pro-Tour ploegen, afficheerde de Ster ZLM Toer zich als één van de mooiste Nederlandse wielerrondes in het jaar. Met toppers als Gilbert, Langeveld, Terpstra, Farrar en Van Summeren was de keuze dan ook niet moeilijk. Op woensdag 15 juni 2011 was ik in Alblasserdam te vinden!
De onervaren koersbezoeker in mij had zich van tevoren al een koningsdilemma opgelegd. Want een proloog is dan wel ideaal om werkelijk álle renners van start te zien gaan, maar hoe ging het vanaf daar verder? Start en finish waren gelukkig aan hetzelfde pleintje, dus je hoefde niks te missen van beide, maar uiteindelijk krijg je van het parcours onderweg niks mee. De geoefende televisiekijker in mij, baalde als een stekker. En toen zag ik het. Na 20 minuutjes heen en weer te hebben gelopen en tussen start en finish gezwommen te hebben, zag ik waar ik moest zijn. Het was bijna een hemelse opening, een klein eureka-moment. Nietszeggend voor nu, lachwekkend voor later, maar het redde de avond en misschien nog veel meer.
Vlak voor de start vanaf een uit elkaar gevallen vrachtwagen staat een uit de kluiten gewassen partytent. Met daaronder zittend op een stoeltje een vijftigplusser, die zich uitgeeft voor een UCI-waarnemer met de opdracht de tijdritfietsen te keuren. In een deelnemersveld van zeventien ploegen en veel wachtende renners, was dat de plek waar zij zich het langste zouden bevinden. En daar was dan ook direct mijn plek te vinden.
Als een klein kind in een speelgoedwinkel keek ik mijn ogen uit naar de prachtige fietsen van Sky, Garmin en Rabobank. Lang duurde het niet, maar het kind in mij wist niet waar hij het zoeken moest. Compleet van slag kopieerde ik wielerfangedrag en zit ik nu thuis met zes bidons Saxo Bank-Sungard. Gelukkig kon ik helder nadenken en zag ik Kenny van Hummel een beetje dollen met zijn collega’s. Ik zag Dennis van Winden zichzelf oppeppen, Albert Timmer ontspannen lachen en uiteraard had Koen de Kort even tijd voor een fotootje met deze en gene. Ik hoorde de palmares van Roy Curvers voorbij schallen. Het bestond voor dit jaar alleen maar uit ereplaatsen en ik had het een beetje met hem te doen.
Ik hoorde Robert Wagner vloeiend Nederlands praten tegen zijn oud-ploegmakkers van Skil-Shimano en ik durfde het zelfs aan om met Johnny Hoogerland een gesprekje aan te knopen. Ja, hij ging volle bak vandaag, want dat deed hij namelijk altijd, volle bak rijden. Ik kromp ineen van schaamte. Ik had weer uit de domme-vragen-pot gesnoept. Ik zou vast nog wel een keer een herkansing krijgen.
Patrick Gretsch, een Duitser in dienst van HTC-Highroad won de proloog met een gemiddelde van 49,4 km/h vóór Alex Rasmussen en Alex Dowsett. Ik heb ze niet zien finishen. Ik heb ze alleen maar zien wachten. Het was uiteindelijk niet veel wat ik zag van de koers, maar het smaakte naar meer. Want dat wist ik zeker. Dit ga ik veel vaker doen. Ik hou van de koers. En de koers houdt ook van mij.
- Who’s Wiggins? - 23/07/2012
- Clásica San Sebastián: de afkickklassieker - 29/07/2011
- Knaven over Tourdebuut in 1996: ”Mijn eerste tour was in 1997” - 13/07/2011