In de hedendaagse consumptiemaatschappij worden we overspoeld met allerhande producten. Van een blikje cola tot een kilo kaas, alle zichzelf respecterende merken hebben de afgelopen jaren een lightversie van hun producten op de markt gebracht.
Lightproducten worden kortweg omschreven als goed en gezond, iets minder smaakvol, maar toch de ‘echte’ versie zo dicht mogelijk benaderend.
Kinderen verlangen niet naar een light-ijsje, lightchocolade of iets anders in de lightvorm. Kinderen dromen van de ‘real stuff’: echte cola of gewoon het echte werk, het heldendom of een hoogaangeschreven professionele loopbaan, kort verwoord als: arts, tandarts, piloot…
Niemand droomt ervan om een lightversie van iets of iemand te worden. Voor een Vlaming is renner willen worden een veel voorkomende keuze. Niemand staat er als kind bij stil dat het echte renner worden, slechts voor witte raven is gereserveerd.
Als kleine jongen kijk je uit naar je verjaardag. Verlangende gevoelens naar cadeautjestijd en slagroomfeestjes. Na die ene dag in het jaar was het uitkijken naar ‘de heilige week’. Geen geloofsbetekenis, wel de week waarin de verandert in hoofdlettervorm namelijk: DE voorjaarsklassiekers, althans voor Vlaanderen. De heilige drievuldigheid in rennersplanning: de Ronde van Vlaanderen, Gent-Wevelgem en tenslotte Parijs-Roubaix. De Vlaamse grenzen worden even opengebroken en de grond van het departement Nord Pas de Calais wordt voor 1 dag terug geallieerd gebied. Als dateenmaal achter de rug is, komen de ronderenners aan de oppervlakte en kijken we met verlangende ogen naar de zonnebloemenvelden om de gele trui te ontwaren.
De jaren ’80 waren mijn kindertijd. Namen als Phil Anderson, Steven Rooks, Gert-Jan Theunisse, Eric Vanderaerden en Eddy Planckaert klonken als heiligen in de oren. De Kluisberg, de Patersberg, de Koppenberg en de Kwaremont, Alpe d’Huez en de Galibier waren de orakels. De eerste vier porfiere moordenaars voor lichtgewichten, donskussens voor klassiekrenners, de laatste twee calorie- en zuurstofkillers voor klassiekerrenners, speelterrein voor dartele pluimgewichten.
Kleine jongens zoals ik keken met grote ogen naar de buis, dromend van meer. Na de podiumceremonie, jezelf hijsend in die veel te grote koerstrui, vol verlangens om de huid van Eddy Planckaert even aan te trekken en het orakel van de Kwaremont te vervangen door een rondje in de wijk of de restheuvel ‘Poelberg’ aan te zien als de lokale Galibier, respectievelijk 22 en 1924 hoogtemeters. Op het einde uiteraard je twee armen verticaal in de lucht gooiend.
En dan jaren later, trek je een echte gesponsorde koerstrui aan van de plaatselijke wielerclub. En stelselmatig bouw je aan die ene kinderdroom: wielerheld worden. En toen in de zomer van 1999, wordt aan die kleine jongen van vroeger plotseling de vraag gesteld of hij zich niet wil aansluiten bij het Planckaert-team met als ploegleider de heilige uit de jaren ’80: Eddy Planckaert. De kleine jongen met de grote ogen werd de grotere jongen met de vraagstellende ogen.
Eddy gaf ons tijdens ploegtrainingen doorheen de verschillende orakels, verhalen en tips uit de jaren ’80. Twee geheimen van de Kwaremont: bij het begin van de kasseienstrook ligt er op je linkse zijde een twintigtal meter betonnen goot, al de rest is toegeplaveid met kasseien. Het is daar, op die twintig meter dat je je snelheid een laatste keer kan opdrijven.
En ook de beperkte breedte speelde een rol: zo werden bij de ploegtactiek niet enkel afspraken gemaakt wie knechtte en wie waar naar voren werd gebracht. Eén kleinere renner kreeg de rol van ‘dwarsligger’. De dwarsligger was een wegversperring in menselijke gedaante: de man die na de kopmannen en hun luitenanten reed en op het smalle stuk met langs beide zijden hoogopgaande grasbermen, zich horizontaal liet neerploffen, zodat de weg versperd werd en de kopmannen op de zuinigst mogelijke manier een voorsprong opbouwden. Ook dat is koers. Naast de kopmannen, de luitenanten, de helpers waren er dus ook de dwarsliggers. Maar zelfs de dwarsliggers zijn geen lightversies. Ze vervullen hun rol, ervaren hun kinderdroom in professionele vorm.
Renners, zoals ik, die het semiprofessionele toneel nooit konden ontvluchten, leunen veel dichter aan bij die lightversie.
De lightrenner heeft zijn grenzen en respecteert die ook. De lightrenner genoot van zijn momenten, en ook hij kan zijn ervaringen met zijn (toekomstige) (klein)kinderen delen. Ook hij heeft ervaringen beleefd. Waar het leven van de professionele goden stopt bij de heilige drievuldigheid: eten, rusten en trainen schakelt de lightversie enkele tanden groter en zet die heilige drievuldigheid om in een zalige veelvuldigheid: trainen, rusten, (veel en lekker) eten, maar vooral genieten en oprecht leven.
Een lightversie zijn is zo slecht nog niet…
- Het beloofde land - 24/01/2017
- De vervooruit-bookmaker - 10/09/2015
- King Küng - 14/07/2014
Mooie herkenbare herinneringen aan vervlogen wielermomenten en helden van weleer. En een evenzo herkenbare zelfreflectie op het leven en het bedrijven van de wilersport.
In mijn geval het fietsen van mooie toertochten met in ons groepje Cees Bal, ik als 16-jarige (en de jaren erna) de rest allemaal rond de leeftijd van m’n vader. Veel van Cees geleerd in Limburg hoe daar de heuvels te beklimmen en op de afsluitdijk met een moordende wind tegen.
Zo’n artikel moet ik van een voetballer of tennisser nog lezen. Dat wielrenners een apart slag mensen zouden zijn gaat me iets te ver, maar het is toch opvallend dat onze sport er vooralsnog uitspringt door beoefenaars met deze (zelf)bespiegelingen. Als ik ons i.v.m. de naderende media ellende rond de naderende Tour een hart onder de riem mag steken: veruit de meeste mensen komen in hun gewone leven al niet eens aan reflectie toe, laat staan als atleet. Hun negativisme t.o.v. koersen kan ik alleen daarom al niet serieus nemen. Leve ons en de koers!
in reactie op Remco – een goed ontwikkeld vermogen tot bespiegelen: is het misschien zelfs een vereiste om deze sport uberhaupt te willen uitoefenen?
Cons: kont, nek, schouders, polsen, knieen, benen, longen: pijn. Oneffenheden in ’s Heren wegen die dit leed benadrukken. Materiaalpech, gemotoriseerde vijanden, geen fieststrook, glas op de weg, grind, de weg kwijt, hongerklop, regenbuien, wolkbreuk, tegenwind, tegenstorm, mist, en tot voor kort dat nylon stiksel in je fietsbroek. Demoralizerende lange rechte stukken zonder richtpunt, klims die om de bocht juist steiler worden. Je fietsmaats rijden een ander tempo, maakt niet uit of harder of juist zachter: het werkt niet. Botbreuken, hersenschuddingen, doofheid als gevolgschade: een schaaktoernooi is veiliger.
Pros: te voet, met de auto of trein: nooit is jouw omgeving zo cinematisch, nooit ervaar je het zo intens.
Je lijf loopt leeg, je hoofd ook en daarna lijkt het schoner, opgeruimder. Een interne wasbeurt. Zelfgesprekken, helderheid: het avontuurlijk malen van de pedalen is de beat onder een soultrip met dikwijks verrassende wendingen.
De kick van het verbeteren van je gemiddelde, het voelen toenemen van je kracht, de complimenten van je geliefde over het zoals in elk voorjaar ook nu verdwijnende vetweefsel rond de navel. De witte wollige weke winterpoten die veranderen in pronkjuwelen met een strakke tekening van slechts kabeldikke aderen en scherpe spierranden onder een gebronsd vel.
Maar vooral: toch even Indurain zijn, op de grootste molen, misschien stiekem met rugwind, malen totdat je sterren ziet en je gezicht een pallet met snotverf geworden is. Een groepssprint oplossen met een afgeleid Cavendishje, over de rug van je maats lanceren en met vingers in de neus eindigen. Dan net zo arrogant blij zijn als Cav. Tegen die rotbult op a la Casagrande, Bartoli of de Rus van Amstel, imponeren met een jump die je beenmerg doet krimpen, een bloedsmaak in je mond geeft, maar een kroon is op de ziel.
VdB kijken op youtube, de geweldenaar die van geweld bespaard had moeten blijven, geweld aan zichzelf, wat een klasbak, hoe prachtig de villa documentaire. Zo levendig, maar helaas zo dood, vroeg.
Vergankelijkheid: de routes fietsen van pakweg vijftien jaren geleden, toen vader zaliger zijn giant nog voortpufte en zijn puistige en nog volop sportende zoon de fietswereld liet zien, dan weer even met samen hem trappen en hem horen roepen dat ik mag doorrijden, als ik nog macht over heb, als ik maar wacht bij de eerstvolgende kruising. Hem zo ontmoeten en van hem wegrijden om hem gauw weer te treffen.
Fietsen, koersen, koersen volgen: het is een aangelegenheid van het hart, een spiegel van het leven.
Blij svp bespiegelen, deze site is fantastisch.