Wat renners moeten doorstaan gedurende de drie weken van een Grand Tour is onmogelijk te bevatten als je er zelf nooit een gereden hebt. Misschien is dat er wel de reden van dat hun fans ook bepaald geen mietjes zijn. Na drie dagen Vuelta is mij één ding duidelijk geworden: je kunt maar beter van voetbal houden.
Wie van voetbal houdt, kan ervoor kiezen om onderuitgezakt op de bank te hangen en negentig minuten (of ietsje langer) naar de tv te staren, de rechterhand om een blikje bier, de linkerhand in een zak chips – of andersom, afhankelijk van je rechts- danwel linkshandigheid. Mocht je het verlangen hebben de helden live aan het werk te zien, dan koop je een kaartje, reis je naar het stadion, plaats je je achterwerk op een stoeltje en… nou ja, dat dus.
De wielerfan kan uiteraard ook op de bank gaan zitten, al zal die wat meer bier en chips moeten inslaan gezien de duur van de wedstrijd. Wie zijn helden echter wil aanmoedigen, heeft het over het algemeen niet bepaald makkelijk.
De afgelopen dagen werd ik meerdere keren geraakt door wat ik cyclofielen zag doen om hun favorieten te kunnen toejuichen. De slotklim van de elfde etappe, Alto San Miguel de Aralar, is acht kilometer lang en heeft stroken van dertien procent. De dichtstbijzijnde parkeerplaats lag op veertien kilometer van de meet, in het dal. Duizenden mensen liepen naar boven, in de brandende hitte; anderen kropen moeizaam omhoog op fietsen die speciaal voor de gelegenheid uit de schuur getrokken en afgestoft waren. Sommigen sleepten zware koelboxen of kinderen met zich mee; allen waren ze op weg naar een berg waar ze nog uren moesten wachten op de doorkomst van de renners. Geen wc’s, geen schermen, geen stoeltjes, niemand die verfrissende drankjes verkocht. Alleen een vrachtwagen van het leger, op twee kilometer van de meet, waar je terecht kon voor water.
Bij de eerste politiemotor die voorbij komt, veren de fans op. Vol verwachting staren ze de berg af. Dan beginnen de geiten in paniek over de berg te rennen: de helikopter is in aantocht. En als eindelijk ook de renners komen, klaagt niemand omdat hun team niet presteert zoals ze gehoopt hadden. Ze klappen, ze juichen, ze schreeuwen, roepen namen en aanmoedigingen – niet alleen naar hun favorieten, maar naar iedere renner die passeert, ook de sprinters in de bus. Nog geen twintig minuten duurt het, dan zijn alle renners langsgekomen. En wacht de fans nog een wandeling van veertien kilometer, dit keer bergaf. Achtentwintig kilometer lopen voor nog geen drieëntwintig minuten van de wedstrijd – dat zie ik een voetbalfan nog niet doen.
Een cyclofiel die ervoor kiest om een vlakke etappe te bekijken, heeft het fysiek gezien iets makkelijker – en in de steden zijn de voorzieningen natuurlijk beter. Het nadeel is dan weer dat de renners in luttele seconden voorbij razen, en dat het wachten dus minder oplevert dan in een bergetappe. Bovendien: wie op de derde rij staat, ziet helemaal niets. Gisteren zag ik fans in Logroño doodenge capriolen uithalen om de finish van de massasprint te kunnen zien. Ze klommen in bomen, op vuilnisbakken en zelfs in lantaarnpalen.
Op vijfentwintig meter van de finish stond een aantal mensen op een muurtje van nog geen vijftien centimeter breed. Dat klinkt misschien ongevaarlijk, maar het muurtje in kwestie vormde de afscheiding van een weg die maar liefst drie meter lager lag.
Het kan geen toeval zijn dat een bikkelharde sport als wielrennen ook bikkelharde fans trekt. Mensen die hun leven riskeren om renners hun leven te kunnen zien riskeren in een sprint. Wie vanaf de bank naar de tv kijkt, vloekt nogal eens op de wielerfanaten. Irritante meerenners, domme fotografen, overstekende sukkels, maar dat zijn de verdwaalde rotte appels tussen de bergen vol mierzoete aardbeitjes. Ik zag zo veel inspanning, zo veel geduld, zo veel toewijding en zo veel oprechtheid dat er maar één conclusie mogelijk is: er bestaat geen mooiere vorm van liefde dan de wielerliefde.
Foto’s: Ilona Kamps
- Terug naar Namen - 20/12/2020
- Als een reiger over de toppen - 24/10/2020
- Muziek in de benen - 23/10/2020