De Sprinter en de Stier
Er bestaan twee soorten tempels in de wereld: die welke gebouwd zijn om de goden te eren en die welke ontstaan zijn om de mens te troosten. Mijn café, het Café des Arènes aan de Place du Forum in Arles, behoort tot de tweede categorie. Al drie generaties lang serveren we hier meer dan alleen drank – we schenken de zekerheid dat sommige dingen nooit veranderen in een wereld die niets anders doet dan dat.
Vanochtend hebben ze de finishlijn recht voor mijn terras getrokken. Een witte streep op zwart asfalt, even tijdelijk als de geschiedenis die er geschreven zal worden. De mannen die hem trekken, werken met de precisie van chirurgen en de haast van grafdelvers. Ze weten wat wij hier in Arles al tweeduizend jaar weten: elk spektakel is slechts een voetnoot in de marge van de tijd.
Marcel zit op zijn vaste plek aan de bar, zoals Odysseus ooit moet hebben gezeten in de tavernes van Ithaca: als een man die weet dat alle reizen eindigen waar ze begonnen. Zijn eerste pastis van de dag (half tien, punctueel als hij is) is een dagelijks ritueel dat de atheïsten onder ons het dichtst bij een gebed brengt.
“Die Bennett,” zegt hij, “die gaat winnen.” Het is geen voorspelling, het is een vaststelling van een feit dat nog moet gebeuren. Zoals de oude Grieken hun orakels hadden, heeft Arles Marcel. Al dertig jaar voorspelt hij hier winnaars – van stierengevechten, van wielerwedstrijden, van het leven zelf. Hij heeft net zo vaak ongelijk als gelijk, maar dat is het mooie aan profeten: ze worden herinnerd om hun successen, niet om hun mislukkingen.
De middag vult mijn café met mensen die geloven in de vluchtigheid van het moment. Ze dragen badges met ‘ORGANISATION’ erop alsof dat een vrijbrief is voor belangrijkheid. Ze spreken in walkietalkies alsof de wereld luistert. Ze zijn als acteurs in een toneelstuk waarvan alleen zij het script kennen, opgevoerd op een podium dat hier al stond toen hun sport nog niet eens was uitgevonden.
En dan, als een donderslag in de Provence-hemel die Van Gogh ooit probeerde te vangen, is daar de finale. Ackermann valt zoals Icarus viel: op het moment dat de overwinning binnen handbereik lijkt. Bennett wint zoals de geschiedenis altijd wordt geschreven: door degenen die overeind blijven. Een jonge Nederlander wordt tweede, een Konijn derde – het zijn de soort verhalen die morgen al vergeten zijn, behalve door degenen die ze leven.
Marcel knikt alsof hij het allemaal zo gepland heeft. Zijn laatste pastis van de dag (vroeger dan normaal, de koers heeft zijn ritme verstoord) gaat op aan een toast met niemand in het bijzonder. “À demain,” zegt hij, zoals hij al dertig jaar elke avond zegt. Morgen. Altijd morgen.
Het is wat we doen hier in het Café des Arènes. We zijn de hoeders van het alledaagse, de bewakers van de kleine rituelen die het leven leefbaar maken. Buiten breken ze de tijdelijke tribunes af, vegen ze de confetti van een eendaags koninkrijk bij elkaar. De wielersport is als een reizend circus: het komt, het vermaakt, het vertrekt. Maar wij blijven.
Buiten veegt de straatveger de laatste bidons bij elkaar. Een verdwaald rugnummer danst even op in de mistral voor het tegen een plataan blijft plakken. Ergens in een teambus zit Van den Berg waarschijnlijk nog naar zijn eerste eindpodium in een meerdaagse koers te staren, dat moment waarop een talent een klasbak wordt, terwijl Pedersen al Vlaamse dromen heeft.
Marcel schuift zijn stoel naar achteren. “Binnenkort gelukkig gewoon weer stieren.”
![](https://mlermmvk3oie.i.optimole.com/w:1280/h:960/q:mauto/ig:avif/https://hetiskoers.nl/wp-content/uploads/gravity_forms/1-03e04c279241f9c67158b50a13fc260f/2025/02/IMG_2707.jpeg)