Als we met ons natte zeem op een terrasstoel ploffen, zijn de andere terrasgangers nog amper van de schrik bekomen. Ze zagen zojuist hoe drie wielrenners voorzichtig hun fiets tegen een muurtje zetten en op schoenplaatjes naar een tafeltje schuifelden. Hoe het zweet langs hun magere lijven liep en hoe de kaalgeschoren benen glommen in de zon. En in het strakke wielerpakje zagen ze precies wie links- en wie rechtsdragend is.
Onbegrijpende blikken staren ons aan. Waarom in dat malle pakje op het terras zitten? Waarom jezelf niet eerst even opfrissen en omkleden?
Wij weten wel beter. In wielerkleding op het terras zitten is het lekkerste wat er is.
Zoals met zoveel dingen, bestaan terrasgaande wielrenners in alle soorten en maten. Er zijn afgetrainde hardrijders met bonkige kuiten en bourgondische renners met een welvaartsbuik tot op de bovenbuis. Fietsers die extra hard fietsen om langer op het terras te kunnen zitten en fietsers die extra lang op het terras zitten om korter te hoeven fietsen. Stille solisten en luidruchtige groepen. Gesoigneerde bikefluencers en types met een Rabobank-trui en een mountainbikehelm. Jongelingen die de fiets pas ontdekt hebben en oudjes die er geen afscheid van willen nemen. Maar voor vrijwel elke wielrenner geldt: iedereen houdt van een koffiestop.
Voelt er iets fijner dan vermoeide benen onder een terrastafel? Dan de koude rilling als de wind door je natte haren waait? Dan het rustgevende geluid van vogels en keuvelende mensen na urenlang gesuis van de wind langs je oren?
Een koffiestop geeft de wielrenner een punt om naar uit te kijken. Een lange rit voelt plots minder lang en een korte rit juist langer. Je telt de kilometers af tot het terras en wat daarna komt is van later zorg. Bovendien is alles beter als je ervoor hebt gewerkt. Een vermoeid lijf zit lekkerder en met honger smaakt koffie en gebak beter.
Ik heb het wel eens geprobeerd: zonder racefiets en wielerkleren naar het terras. Het was niet hetzelfde. De koffie was slap en het voelde vreemd om een stuk gebak naar binnen te schuiven zonder honger. Ik rook fris, maar voelde me vies. Ik miste het natte zeem onder mijn kont en zelfs de plakkerige handen. In de wc kon ik zonder moeite blijven staan, terwijl ik op schoenplaatjes altijd bijna onderuitga. Er was geen bidon om te vullen. Niemand op het terras keek me raar aan en niemand zag dat ik linksdragend ben. Bij het weggaan zocht ik tevergeefs naar mijn helm.
Op een vrije plek tussen onze helmen en bidons zet de serveerster de koffie op tafel. Tevreden neem ik een slok. Ook de andere mensen op het terras zie ik van hun koffie nippen, maar ik weet dat het niet hetzelfde is. Alleen een wielrenner kent de ware smaak van koffie en gebak.