Site pictogram HET IS KOERS!

Een tijdelijk verbond

Een sensatie alsof we weg waren met twee. Een paar minuten daarvoor was hij niet meer dan een rode vlek in de verte geweest die maar heel langzaam dichterbij kwam. Een Van Gaal-achtige gedachte: was hij nou zo sterk of ik zo zwak? Een dreigende chasse patate in de anonimiteit van een zondagmiddagrit. Net voordat ik aansloot, leegde ik op gepaste afstand mijn neus, bracht mijn adem onder controle en monsterde de renner die nu vlak voor me reed.
Even aanpikken of meteen erop en erover? Ik koos voor het laatste. Net hard genoeg om macht uit te stralen, maar ook weer niet te, zodat hij aan kon pikken.
Maatwerk.
Hij hapte als een vis in het door mij uitgeworpen aas. Ik week iets uit naar het midden van de weg, bood hem een zetel in de luwte van mijn rug. Een welkomstgeste waarvan ik straks de vruchten zou plukken.

We draaiden keurig kop over kop over de dijk, waarschuwden elkaar voor paaltjes, voetgangers en al dat andere dat op een gemiddelde zondagmiddag een dijk bevolkt.

Knetemann-Moser, Vinokourov-Kolobnev, Langeveld-Flecha, Breuk vraagt of het oké is.

Een tijdelijk verbond van twee mannen die in feite niets met elkaar gemeen hebben, behalve dan dat ze beiden wielrenner zijn en donders goed begrijpen dat ze elkaar nodig zullen hebben om uit de klauwen van een jagend peloton te blijven.
Mijn tijdelijke bondgenoot had een baard en een keurig gepoetste fiets, ondanks de sporen van modder die op de staande buis kleefden. Zijn jas was precies op maat, gesoigneerd. Op zijn kont stond in sierlijke letters Breggen Bakkerijen geschreven. Vanonder zijn helm wapperden peperkleurige, bezwete vlerken. Ik doopte hem Lau.

Mijn beurten waren net iets langer en steviger dan die van Lau. Kon hij niet harder, of werd ik hier geflikt? Gedonder in de kopgroep was als pekel op het ijs.

Het is 22 juli 1992 en het Tourpeloton verplaatst zich van La Bourboule naar Montluçon. Drie man, Marc Sergeant, Frans Maassen en de onbekende Fransman Colotti zijn ontsnapt uit het peloton. Een vlucht van drie, maar het draait enkel om twee: Sergeant en Maassen. Ze houden de benen stil. Gebonden door stalorders, gekleurd door oud zeer. Colotti is de derde hond die ervandoor gaat met de kluif. Hij hoeft er niet eens voor te vechten.
Minuten daarachter schuiven de twee traag over het Franse asfalt.
‘Niet op kop!’ roept Hilaire Verschueren, assistent van Jan Raas bij de Buckler-ploeg.
‘Niet op kop!’ roept Theo de Rooij, assistent van Peter Post bij de Panasonic-wielerploeg.
De VETE.
Ondanks alles vormen Maassen en Sergeant een verbond. Samen schrijven ze historie. Twee marionetten op een fiets. Tot elkaar veroordeeld, helemaal tot aan de finish. Het glas Buckler moet helemaal leeg.
‘Daar gaan ze sprinten’ zegt Smeets, ‘Knibbel en Knabbel, Snip en Snap, Bassie en Adriaan, of hoe u ze maar noemen wilt’.
‘Dit is geen reclame voor de wielersport, heren!’

Een kort, vinnig gebaar met mijn elleboog, Lau nam weer over. Overtuigend genoeg om mijn twijfel te doen verwaaien: we vormden nog altijd een verbond, vrij en niet belemmerd door machtige lieden die mijn boterham moesten betalen. Een onbezwaarde connectie, geen verleden, geen toekomst, alleen het nu. Een korte samensmelting, een uiting van de universele liefde voor de fiets. We trapten verder, alle kaarten op tafel. De wind bulkte op kop, het peloton sneed er als een pijl doorheen, een oneerlijke strijd die alleen gewonnen kon worden door samen te werken.

Met de meet in zicht, het grote pak op veilige afstand, kan het spel beginnen. Een pokerspel met als inzet de winst.
De renners staan nu bijna stil; surplace. Het publiek houdt de adem in.
‘Er is gepraat’, zegt de commentator van dienst.
‘Niet zo gek’, zegt de ander.
Hij kent het metier, het spel onder tafel, waar grenzen vervagen in een wolk van grijs, als een uitgelopen potlood. Hij wordt geacht daar iets over te vertellen.
De ander vervult de rol van leek.
Er volgt iets van een sprint; twee strijkijzers op jacht naar eeuwige roem. De een juicht, de ander buigt deemoedig het hoofd.

Ik gebaarde met mijn hand dat ik linksaf wilde gaan. De man riep dat hij rechtdoor moest. We groetten elkaar.
Ik was weer alleen.

Mobiele versie afsluiten