Site pictogram HET IS KOERS!

Eerste interview met Hein Verbruggen sinds het USADA-rapport: wachten op de moker die Armstrong heet

Hein Verbruggen

Bron: YouTube

Vandaag verschijnt de nieuwe editie van wielertijdschrift De Muur. Een bijzondere editie, want elk verhaal gaat – bijna overmijdelijk na de ‘orkaan Lance’ – over doping. Opmerkelijk is het interview met voormalig UCI-baas Hein Verbruggen, die voor het eerst sinds het USADA-rapport en de levenslange schorsing van Lance Armstrong van zich laat horen. Wielerjournalist Peter Ouwerkerk praatte begin december vier uur lang met Verbruggen. In De Muur is een verslag van dat vraaggesprek te lezen van bijna dertig (!) pagina’s.

Het interview komt één dag voor uitzending van Lance Armstrongs openbare biecht bij Oprah Winfrey. Volgens de New York Times heeft Armstrong tegenover Oprah bekend dat hij doping heeft gebruikt en en passant gemeld dat hij wil getuigen tegen officials van de UCI, die ‘wisten dat hij doping nam en dat mogelijk zelfs faciliteerden.’ De houdbaarheid van de uitspraken van Verbruggen zou wel eens erg kort kunnen zijn.

Verbruggen lag tijdens en na zijn UCI-voorzitterschap constant onder vuur. Het beeld bij pers en publiek was dat de UCI meer wist. Van doping, van de methoden van Armstrong. Dat de UCI zelfs medeplichtig was aan het in stand houden van de dopingcultuur tijdens de zwarte jaren van de sport. Het interview leek voor Verbruggen dé kans om iets van berouw te tonen, te laten zien dat hij tot zelfreflectie in staat is of misschien zelfs wel een bekentenis af te leggen. Maar niets van dat al. Verbruggen verschuilt zich achter dezelfde verdedigingslinie die Pat McQuaid en hij al jaren geleden betrokken. Het verhaal is er een van afweren en afzwakken. In winterse termen: de UCI veegt nog steeds haar straatje schoon.

Natuurlijk begint het gesprek met de vraag die iedereen beantwoord wil zien. Wat wíst de UCI precies? Rook de bond geen onraad? Verbruggen: ‘Zien, ruiken of vermoeden is iets anders dan weten. Wie doet wat, en waar en wanneer? Als bestuur moet je wel dingen kunnen bewijzen. Als je iemand 215 keer controleert en hij is altijd negatief, dan zit het probleem vooraleerst in de test zelf. Nou, daar ben ik niet voor verantwoordelijk.’

De bekende (vermeende) positieve plasjes van Armstrong komen ook ter sprake: ‘Lance Armstrong is nooit, maar dan ook nooit positief geweest bij ons. Ze komen steeds met twee gevallen. Eén: het gebruik van cortisonenzalf in 1999 – mind you, dat is door het Franse ministerie behandeld en niet door de UCI. En twee: een verdachte test in 2001. Daar hebben we de follow-up aan gegeven die wij er altijd aan gaven. Verdachte waarden lieten wij niet lopen. We zeiden tegen de renner: “We kunnen je nu niet pakken, maar je mocht tot hier en je zit nu hier. Je staat heel erg rood op de radar.’

Het verweer van Verbruggen: wíj zíjn niet verantwoordelijk voor een ondeugdelijke epotest en als er iets verdachts gebeurde deden we daar iets mee. Maar als die renner in 2001 rood op de radar stond, waarom accepteerde de UCI dan een gift van honderdduizend euro voor de aanschaf van apparatuur enkele jaren later?

‘Apparatuur die werd ingezet voor dopingbestrijding. Dat verdween niet in de zakken van iemand! Nu zegt iedereen: dat had de UCI niet moeten doen. Ja, dat is gemakkelijk, achteraf. Had ik alles geweten, had ik het ook niet zo gedaan. Maar de realiteit is: we némen geld aan van anderen, renners betálen mee aan antidoping via prijzengeld, ploegen géven grote bedragen. Dat zijn allemaal stakeholders.’

Op de opmerking van de interviewer dat de UCI zich daarmee kwetsbaar maakt, verzucht Verbruggen moedeloos:’Tja, ik vind het allemaal best.’ Dat lijkt nauwelijks op een uitspraak van een oud-UCI-bobo die zich realiseert dat het wel erg fout is gegaan in het peloton. Die achteraf beseft dat de bond de zaken te veel heeft laten lopen en de teugels niet alleen heeft laten vieren, maar ze gaandeweg zelfs is kwijtgeraakt.

Dat de UCI niets deed met de bekentenissen van renners als Menthéour, Bassons of Jaksche, doet Verbruggen af met de zin ‘Je hebt als bond geen enkel middel’. Toen Jaksche in Aigle bij de UCI langskwam, wilde hij geen namen noemen. En daarmee komt Verbruggen op een ander stokpaardje: de UCI is geen politie. Ook in de zaak-Armstrong kwam pas beweging nadat er onder ede verklaringen werden afgelegd.

Feitelijk komt uit het hele interview het beeld naar voren van een man die vindt dat hemzelf en zijn organisatie niets te verwijten valt. Het lag aan de anderen. Journalisten bijvoorbeeld. Op Ouwerkerks vraag ‘Waar heeft de UCI de boot gemist?’ antwoordt Verbruggen: ‘Waar hebben júllie de boot gemist! Nogmaals die donaties: dat is toch zeikerij? Je had tóéntertijd als journalist uit je luie stoel moeten komen en moeten zeggen: dat kan de UCI niet doen! Maar: niemand!’

Verbruggen ziet zich bovendien gesterkt door juridische uitspraken naar aanleiding van de zaak-Festina: ‘In 2002 zei zowel de procureur-generaal als het hof van beroep: “De UCI heeft binnen de mogelijkheden alles gedaan wat ze moest doen. Men kan haar niets verwijten.”’

In het licht van de mogelijke getuigenissen die Armstrong gaat doen, is deze opmerking van Verbruggen over corruptie interessant: ‘Er is nóóit corruptie geweest, er is nooit door Armstrong ook maar iets betaald aan iemand binnen de UCI. Alle boeken zullen het bewijzen.’

De tweede verdedigingslijn die Verbruggen bouwt  is die van de grote inzet. Hij beweert dat de UCI meer dan andere bonden investeerde in antidopingprogramma’s en dat men complimenten kreeg van het WADA voor de inspanningen. Dat journalisten daarover ‘zeiken’ omdat de bond een gift van Armstrong aannam, daar staat Verbruggen naar eigen zeggen ‘ver boven’. Het is allemaal beeldvorming, en daar kan Verbruggen natuurlijk niets mee.

Een derde punt dat Verbruggen inbrengt is dat van de complexiteit van de wielersport. De Tour de France bijvoorbeeld was niet bedoeld voor de sport of voor de renners, maar om de oplage van de organiserende krant te verhogen. Iemand moest er – al vanaf het prille begin – aan verdienen. In tegenstelling tot het voetbal in die dagen. Daar komt nog eens bij dat de wielersport nu vele organisatoren en eigenaren van koersen kent. De UCI ‘bezit’ op het WK na geen enkele koers, en dat zorgt volgens Verbruggen ook voor frictie. Zijn punt: met zoveel belangen is de macht van de UCI beperkt en kon het gemakkelijk gebeuren dat de zaken uit de hand liepen in de zwarte periode van de sport.

Doping helemaal uit de wielersport bannen, dat zal niet gebeuren, denkt Verbruggen. Hij ziet in de huidige crisis wel een kans om een nieuwe structuur door te drukken. Het plan van Bakala (de Tsjechische investeerder in OmegaPharma-Quickstep) vindt hij geen rare gedachte. Die wil de wielersport naar een hoger plan tillen, naar een internationale topcompetitie voor topploegen. De rol van de UCI zal dan veranderen: ‘De UCI moet de baas zijn over alle technische zaken, over de reglementen en over de kalender. De UCI is alleen zakelijk niet voldoende geëquipeerd, dus kan het zijn commerciële activiteiten beter in handen geven van derden.’

De nationale bonden krijgen van Verbruggen overigens nog een fraaie veeg uit de pan. ‘De bonden hadden zich allemaal achter het dopingbeleid van de UCI moeten opstellen, ze hebben er zelf bijgezeten al die jaren en nooit iets van gezegd. Mensen zoals Wintels (voorzitter KNWU)… Nu weten ze het ineens allemaal beter. Terwijl het onderhavige probleem dateert van twaalf jaar geleden. Die ploeg van Armstrong is twaalf jaar láter gepakt.’

Ook voor de manier waarop een sponsor als Rabobank uit de sport is gestapt heeft Verbruggen geen goed woord over. ‘Een opportunistische Rabobank. Die natuurlijk al jaren zaten te kijken hoe zij met goed fatsoen uit de wielersport konden stappen. “Want we zitten er al te lang in.” Die beslissing werd met het jaar moeilijker. Dat had niks met doping te maken. Ik loop niet over van bewondering voor de argumentatie die ze nu gebruikt hebben.’

De affaire-Armstrong beschouwt Verbruggen als een lijk uit de kast. Al begonnen voor de Festina-affaire, en pas bekend geworden omdat de politie er indook. Dat maakt het niet minder erg, betoogt de oud-UCI-voorman, maar wél een lijk uit de kast.

Verbruggen kon er weinig aan doen. Goed, dat punt heeft hij gemaakt. Maar was Verbruggen niet de grote baas van de UCI? Zonder meerderen, in de ideale positie om iets aan de toenmalige uitwassen in de wielersport te doen? Wil hij ons niet al te zeer doen geloven dat ook hij slachtoffer was van de situatie en de complexiteit van de sport waarvan hij werd geacht aan het roer te staan?

Had hij de uitwassen kunnen stoppen? Dat denk ik niet. Maar hij wekt in dit interview ook niet de indruk dat hij er heel hard aan heeft getrokken. Het is bijna een schaamteloos betoog.

De verdedigingswerken van Verbruggen lijken sleets. En met de moker die Lance Armstrong naar verluidt in handen heeft, zouden de muren wel eens sneller geslecht kunnen worden dan Verbruggen ten tijde van het interview voor mogelijk hield.

Met dank aan Frank Heinen.

Nieuw op deze site?

Hetiskoers.nl is een weblog met dagelijks mooie wielerverhalen. We zijn te volgen op twitter en uiteraard ook te vinden op facebook.

Het hele interview (27 pagina’s lang) is te lezen in De Muur 39 die vandaag verschijnt. Deze editie is o.a. te koop via de webshop van blueOn Bike. Een jaarabonnement afsluiten kan natuurlijk ook.

Mobiele versie afsluiten