Hoe zal hij geslapen hebben, afgelopen zondagnacht? Misschien niet zo heel goed, de wallen onder zijn ogen waren maandag onmiskenbaar. Eigenlijk hoop ik ook dat hij niet zo goed sliep die nacht. Sterker nog, ik hoop dat hij de komende tijd ook gewoon beroerd slaapt. Dat hij nacht na nacht ligt te woelen tussen de lakens en dat zijn vrouw daar op een gegeven moment zo genoeg van heeft dat ze de logeerkamer opzoekt. Misschien dat hij zich dan gaat realiseren dat het zo echt niet verder kan. Misschien dat hij dan op een ochtend zijn secretaresse bij zich roept en haar vraagt een persconferentie te beleggen.
‘En bel Hein ook even voor mij,’ komt er dan hopelijk achteraan.
Zijn immer plichtsgetrouwe secretaresse doet wat hij vraagt en even later knippert zijn telefoon.
‘Meneer Verbruggen voor u aan de lijn,’ hoort hij haar zeggen en na een klik hoort hij de bekende stem.
‘Ha Pat, hoe is het? Wat bel je vroeg, ik ben nog maar net op.’
En dan zegt hij de woorden die hij dus al weken, maanden, misschien wel jaren geleden al had moeten uitspreken.
‘Ik wil je even laten weten dat ik ermee stop, Hein. Morgen is er een persconferentie en dan vertel ik alles wat ik weet. Alles. Begrijp je?’
Het blijft stil aan de andere kant van de lijn.
Heel stil.
Als hij later ophangt, is hij opgelucht, ondanks Heins woede-uitbarsting die nog nadreunt in zijn hoofd. Hein had hem het liefst door de telefoon getrokken, dat had hij wel gevoeld. Het failliet van de sport, het einde van onze grote plannen, en wat dacht hij godverdomme van al die contracten die hij nu wel op zijn buik kon schrijven? Hij had het aangehoord. Toen Hein uitgeraasd was, had hij alleen maar gezegd dat dit de enige oplossing was. Daarna hing hij op.
Hij vouwt zijn handen achter zijn hoofd en laat zijn stoel wat naar achteren kantelen. Verbaasd realiseert hij zich dat de knoop in zijn buik verdwenen is. Nog verbaasder is hij als zijn secretaresse even later zijn koffie komt brengen en tegen hem zegt dat hij er deze ochtend zo fris uitziet. Hij slurpt zijn hete koffie naar binnen en besluit dan zijn vrouw te bellen.
Hij vertelt haar wat hij heeft gedaan. In haar diepe zucht hoort hij dankbaarheid. En als hij haar vraagt of ze vanavond eindelijk weer eens bij hem tussen de lakens wil kruipen, zegt ze ja.
‘Het had niet veel langer moeten duren, Pat,’ zegt ze nog voor ze ophangt.
Hij kijkt tevreden om zich heen. Morgen is het zijn laatste werkdag. Hij verheugt zich erop.
Ach, het zou een mooi scenario zijn. Pat McQuaid die alles op tafel gooit omdat zijn vrouw vanwege zijn schuldige gewoel niet langer bij hem wil slapen. Maar in werkelijkheid weet ik niet eens of Pat getrouwd is. En als hij dat is, weet ik niet of hij zoveel van mevrouw McQuaid houdt dat hij bereid is de geheimen van de UCI te openbaren om haar voor zich terug te winnen. Maar een beetje dromen mag. Over een man met rozerood gekleurde en wat vlezige wangen achter een batterij microfoons. Over de journalisten op de eerste rij die zweetdruppeltjes langs zijn wijkende haargrens zien parelen. Over hoe die man dan begint te praten. Over geheimen. Over de dekmantel der liefde. Over renners en nieuwe afzetmarkten. En over grote winnaars en kleine verliezers. En dat hij het in die droom niet over zijn vrouw heeft, is hem vergeven. We hoeven ook weer niet álles te weten.
- Het pontje van Amerongen - 09/05/2016
- Kampioenenzweet, kampioenenoren - 05/02/2016
- Een rondje met Joop - 03/12/2015