Wilbertoord, 1 december 2024. Terwijl een luide stem de laatste koeien de melkstal injaagt, prutsen verderop renners aan rugnummers en stuurbordjes. Tegen een loods, die hoofdzakelijk een stapel kuilbalen en een rode tractor huisvest, leunt een bonte kleurenverzameling fietsen. ‘Moggûh!’, groet de boer vriendelijk, terwijl hij met een kruiwagen door de rij bij de inschrijftafel slalomt. Onder een partytent pruttelt koffie en rond een vuurkorf zoeken rillende renners naar warmte.
Het is ijskoud op het boerenerf, maar verder zijn de omstandigheden perfect. Het is droog, helder en er schijnt zelfs een waterig zonnetje. En belangrijker: de gravelstroken liggen er perfect bij. Nog even, en dan is het koers!
De doorgaans zo rustige boerderijcamping in Wilbertoord is vandaag strijdtoneel voor de eerste editie van de gravelwedstrijd Prins van de Peel. Op de gravelstroken van het aangrenzende Landgoed Princepeel gaan deze ochtend zo’n tweehonderd gravelaars de strijd met elkaar aan.
Om van een goede startpositie verzekerd te zijn, staat iedereen al veel te vroeg in het startvak. Plots schalt Opus van Eric Prydz door de speakers, het bekende deuntje dat ook voor de start van crosswedstrijden klinkt. Bij wie zenuwen nog niet door het lijf gierden, doen ze dat nu wel.
Mijn hart bonkt misschien nog wel het hardst van allemaal in mijn keel. Al twee jaar heb ik geen koers gereden en ben stiknerveus. Toen ik bij een wedstrijd in de Ardennen vijf ambulances zag worden volgeladen met verkreukelde renners, besloot ik per direct mijn koerslicentie aan de wilgen te hangen. Ik had geen zin meer in de krankzinnige inhaalacties om voor een bocht twee posities te winnen, geen zin meer in het risico op botbreuken en vooral geen zin meer in de ‘valpartijen horen erbij’-mentaliteit.
Toch heb ik nu weer een startnummer op mijn rug. Ergens vanbinnen verlang ik blijkbaar nog naar de koers. Naar het tactische spelletje van loeren en schuiven, het geluid van suizende wielen, het keihard stoempen door de wind, het euforische gevoel van een kansrijke demarrage, het inwendig gevloek na een gemiste slag en het diepgaan tot het lactaat uit je oren spuit.
Het laagdrempelige karakter van de Prins van de Peel (met iedere fiets mag je meedoen, mits geen e-bike of stadsfiets) trok me over de streep. Dit gemoedelijke evenement leek me geen plek voor zichzelf te serieus nemende amateurs met een podium-of-jodiummentaliteit. In een vlaag van nostalgische verstandsverbijstering schreef ik me in.
Plots klinkt het startschot en is de koers begonnen. Het gaat vanaf de start knetterhard en ik moet alle zeilen bijzetten om de rest bij te houden. Als de koers een beetje in de plooi valt, gaat het warempel niet eens zo beroerd. Ik neem de bochten beter dan menig ander houd mijn snufferd goed uit wind. En wat ook opvalt: het gaat er vriendelijk aan toe. Ik voel me geen moment onveilig en zie niemand gevaarlijke inhaalmanoeuvres maken. Er is weinig nerveus gedrang en als een renner toch een onverwachte beweging maakt, zegt hij netjes sorry. Kortom: het lijkt alsof de gemoedelijke sfeer rond het evenement zich ook uit in de koers.
Ik hou het drie rondes vol. Op een zwaardere modderstrook raak ik achterop en in de poging weer aan te sluiten, rijd ik mijn tank volledig leeg. Geen van de passerende groepjes kan ik meer bijbenen. Ik rijd nog een rondje solo hou het dan voor gezien. De koers is pas net halverwege. De erbarmelijke staat van mijn conditie is confronterend. Misschien had ik toch moeten trainen…
Weer warm aangekleed voeg ik me, gewapend met warme chocolademelk en een broodje hamburger, tussen het publiek. Verderop rust mijn fiets vredig tegen een lege voederbak. De lokale prins carnaval zwaait met een vlag en onder luid applaus rijdt de winnaar juichend over de meet. Kort daarna volgen mijn clubgenoten, die de koers wel uitrijden. Glimlachend kijk ik toe. Ondanks mijn totale gebrek aan vorm, heb ik een prachtige ochtend gehad. Het was de perfecte combinatie van een gemoedelijke buurtbarbecuesfeer en de adrenalinekick van de koers. Misschien schuilt juist daarin wel de kracht van de gravelkoers. Het is in ieder geval de kracht van de Prins van de Peel.
Hoe dan ook: als ik de volgende keer fatsoenlijk mee wil doen, moet ik gaan trainen, en hard ook. Want deze gravelkoers smaakt absoluut naar meer. Dat geldt trouwens ook voor de burger. Ik werk de laatste hap weg en loop naar de partytent voor een tweede exemplaar.
Foto: Prins Mike d’n Urste van CV De Klotstèkers verwelkomt de renners aan de finishlijn (Koen Hermsen Photography)