Op 180 kilometer van de meet concludeerde Renaat Schotte vanaf de motor: ‘Het wordt een zeer, zeer interessante finale.’ Het deed pijn, die opmerking. Het voelde uitermate onprettig aan, als een klap op de nieren, een beuk in de maag.
Want op 180 kilometer van de meet wil je nog helemaal niet aan de finale denken. Dan wil je je gewoon nog een paar uur langoureus rondwentelen in het waanidee dat de Ronde van Vlaanderen oneindig is, dat je een dag later gewoon weer de wekker kunt zetten om met je ontbijt op schoot op de bank te kruipen, Sporza aan te zetten en naar de hoogmis te kijken.
Net als dat je er liever niet aan wordt herinnerd dat Bradley Wiggins vandaag zijn een-na-laatste koers op de weg reed. Dat hij volgende week zondag na Parijs-Roubaix terugkeert naar de baan. Bradley Wiggins zou ook oneindig moeten zijn, een soort antiek meubelstuk dat zich tot in de eeuwigheid door klassiekers en rondes worstelt, vloekend, vallend, tierend, gooiend met peperduur materiaal, sarcastisch tot in zijn ventielen.
Gelukkig was er André Greipel om ons te doen vergeten dat wij altijd en overal op weg zijn naar het einde. Een personificatie van de paasgedachte, de opleving in eigen persoon. Op 117 kilometer van de eindstreep stormde hij de Molenberg op, zo onstuimig dat niemand in zijn wiel kon blijven. Vermoedelijk wilde hij wat mannen lossen, de koers hard maken namens zijn kopman. Maar niemand kon zijn wiel houden en voor hij het goed en wel doorhad, had de zwaar gespierde sprinter het volledige peloton gelost – bergop.
Hij heeft alles gegeven, denk je dan. Zijn werk gedaan, zijn krachten geofferd, hij mag gaan dromen van een douche en een joggingbroek. Maar Greipel bleef ook de rest van de koers overal opduiken, als een paashaas die zijn kop boven het maaiveld uitsteekt. De zakken van zijn Duitse kampioenstrui leken gevuld met verrassingseieren vol mysterieuze krachten.
Want daar was Greipel weer, op de Koppenberg, 40 kilometer van de meet. Nog net zo onstuimig als op de Molenberg. Het leek of hij de Ronde van Vlaanderen niet zag als een lijdensweg, maar als een vrolijke aangelegenheid, een unieke kans om 264 kilometer lang met krachten te strooien. Want wie was de renner die met enkele Sky-renners de achtervolging op zich nam toen Niki Terpstra en Alexander Kristoff ervandoor gingen op 27 kilometer van het einde? Juist, Greipel.
Schotte had ware woorden gesproken: het werd een zeer interessante finale. Terpstra viel aan en kreeg Kristoff mee. Hij wierp een paar lange, onderzoekende blikken op de Noor, die met moeite bij hem aansloot. Het taxatierapport: als hij stukzit, kan ik winnen. Maar Kristoff herstelde zich al snel en was niet kapot te krijgen. Met een goede Kristoff naar de meet rijden, dat is kamikaze, of je nu Niki Terpstra heet of een compleet peloton bent.
Kristoff sprintte Terpstra er vakkundig af. Maar zelfs lang daarna, toen de eerste veertien renners al ruim twee minuten over de streep waren, was Greipel nog niet aan het einde van zijn toverkrachten. Na een dag klimmen en onvermoeibaar over kasseien beuken deed hij ook nog wat hij het beste doet – stampend op zijn pedalen op een finishlijn afkoersen – en won het sprintje om de vijftiende plek.
Wat Terpstra vandaag niet kon, kon Greipel wel: het onmogelijke. Hij hield de koers nog heel even in leven, ook nadat die al verreden was. Dankzij hem zagen we een glimp van de zo verlangde oneindigheid.
En om dat te vieren, vloog de kurk die Terpstra met geen mogelijkheid van zijn champagnefles had kunnen krijgen, er minuten later toch nog af, nadat Terpstra het podium alweer had verlaten. Een champagne-geiser schoot omhoog vanuit de fles die was achtergelaten op het podium, verrassend, krachtig en onstuimig.
- Terug naar Namen - 20/12/2020
- Als een reiger over de toppen - 24/10/2020
- Muziek in de benen - 23/10/2020
Geef een reactie