Rotterdam, 15 december 2023. Ik neem een hap van een broodje kroket. In mijn andere hand heb ik een zak friet. Ik kijk naar mannen op een fiets die met bijna zeventig kilometer per uur over een ovalen houten baan razen. Overal staan logo’s van vage bedrijven waar ik nog nooit van heb gehoord: badkamerwinkels, installatiebedrijven, accountants… Felle lampen flitsen over de baan en harde beats dreunen door de hal. In razend tempo wisselen Hollandse meezingers en housenummers elkaar af. Langer dan tien seconden mag een nummer niet duren, zo lijkt de regel. Drie omroepers praten de boel met flauwe woordgrappen en veel dramatiek aan elkaar.
De Zesdaagse in Rotterdam: een baanwielrentoernooi met de sfeer van een wielercriterium, voetbalkantine en bedrijfsborrel ineen.
Vanaf de tribune hebben we goed zicht op de baan. Toch weet ik niet waar ik moet kijken. Het is een chaos van jewelste. Renners grijpen elkaars hand en slingeren elkaar naar voren. Alles rijdt door elkaar. Tien seconden niet opletten en aan het koersverloop is geen touw meer vast te knopen.
En dan is er ook nog het middenterrein, waar te midden van het wielergeweld een gigantische netwerkborrel plaatsvindt. Bij de Zesdaagse kijk je namelijk niet enkel naar baanwielrennen, maar ook naar dronken zakenlui. Mannen in colbertjes, obers met volle dienbladen en verdwaalde mekaniekers krioelen door elkaar heen. Het tafereel zou in een ‘Waar is Wally?’-boek niet misstaan. In een geïmproviseerde keuken frituurt personeel aan de lopende band bitterballen. De bediening loopt op en af om de Vips aan de statafels permanent van koude pils en bruin fruit te voorzien. Voor het volk op de tribune vormen de borrelende bobo’s een fascinerend schouwspel.
In een hoek is een stukje middenterrein vrijgemaakt voor de renners. Fietsen staan hier in rijtjes uitgestald en in een minuscule kleedhokjes kleden renners zich om. Voor de privacy hangt er een gordijntje, maar vanaf de tribune kijk je zo naar binnen. Een paar meter verderop rijdt iemand zich warm op een Tacx. Wally met zijn rode mutsje heb ik nog niet gezien.
Ik loop door de catacomben van Ahoy. Tussen de frietloketten en hotdogstands staan overal glimmende fietsen uitgestald. Mannen met mooie praatjes proberen hun waar te slijten aan het slenterende publiek. Het lijkt wel een wielerbeurs. Als ik zoekend om me heen kijk, steekt een kerel in een polo een verhaal over kogellagers tegen me af. Ik zoek eigenlijk de wc.
Terug op de tribune. In plaats van renners rijden er nu motorfietsen op de baan. Lijvige mannen met ouderwetse motorhelmen rijden knetterend rondjes. Benzinedampen verdringen voor even de geur van frituur. Op het grote scherm tonen renners een bal met een nummertje. Daarna nemen ze plaats achter een derny, zoals de motorfiets officieel heet. De gangmakers voeren het tempo elk rondje op. In een walm van uitlaatgassen zien de renners af.
Aan het eind van de avond staat de sprintfinale op het programma. Publiekstrekkers Jeffrey Hoogland en Harry Lavreysen nemen het tegen elkaar op. In razend tempo vliegen de twee krachtpatsers over de baan. Lang blijven ze in elkaars zog, maar plots demarreert Hoogland. Lavreysen kan niet volgen en Hoogland komt als eerste over de meet. De omroeper feliciteert Hoogland en vertelt dat hij een airfryer wint. Eerder won hij met een ander onderdeel al een koffiezetapparaat.
Harrie Lavreysen wordt gehuldigd omdat hij het klassement van de sprintcup wint. In zijn regenboogtrui rijdt hij een ereronde op een elektrische vouwfiets, mede mogelijk gemaakt door een of andere sponsor.