Het wielerseizoen is voorbij. Na het heerlijke dubbeltoetje WK – Lombardije en het kaasplankje van Parijs-Tours kunnen we gaan uitbuiken. En slapen. We gaan namelijk weer veldrijden, schaatsen, darten. De duisternis, de wanhoop, de verveling, de periodieke onthouding. Die duurt tot maart.
Het is een dubbele duisternis, want ook het fietsseizoen is voorbij. En terugkijkend op de afgelopen maanden, borrelt een onaangenaam gevoel bij me naar boven. Een mengeling van verlangen en wanhoop. Wanhoop vooral. Want de ellende in de wereld mag dan nauwelijks te overzien zijn, er is nog zoveel moois te beleven en te befietsen. En vooral dat roept bij mij de wanhoop naar boven. [Fauniera, Fedaia, Finestre, Furka, Galibier, Gavia, Glandon, Gotthard, Grimsel] Ooit, lang geleden, was ik jong. Ik sleet mijn dagen in volstrekte ledigheid. Ik had het niksen tot ware levenskunst verheven. Niets deed ik, niets. Over mijn studie Algemene Algemeenheden deed ik acht jaar, over mijn promotie in het zelfde belangwekkende veld van wetenschap deed ik zes jaar. Vrienden om me heen maakten in alle domeinen van het leven carrière: ze gingen trouwen, kregen kinderen, kochten huizen. En ik? Ik bracht mijn leven door op mijn bed, in de kroeg en achter de televisie. Want er was altijd wel ergens een koers op de buis. Dat inspireerde soms tot een klein rondje op mijn racefiets. Bij terugkomst plopte ik maar weer een biertje open. Een zorgeloos bestaan. [Grossglockner, Haussire, Hézalles, Hourquette, Iseran, Izoard, Joly, Kemmelberg] Maar dat was een grote vergissing, ik zie dat nu – ouder en wijzer – heel scherp. Een domme, onherstelbare fout. Want de wereld is mooi en het allermooist op de fiets. Maar nu is het te laat. De schade valt niet meer te repareren, het verlangen is nooit meer te bevredigen, de emmerlijst is te lang. Ik beklom de Joux Plane, de Monte Bondone, de Albulapas, de Tre Cime di Lavaredo. Ik besteeg de Brocken, de Paterberg, de Pordoi, de Torre. De ene klim was nog mooier dan de andere. Ja, het deed pijn, maar het genieten was totaal. Mag ik zeggen dat na seks het beklimmen van een berg per fiets het lekkerste is wat er bestaat. Ja, dat mag ik zeggen. Ik wil dus meer. Veel meer. [Lacets de Montvernier, Lorcé, Madeleine, Manghen, Neggia, Petit Ballon] Ooit, lang geleden, was ik jong. Ik leidde een heerlijk treurig bestaan, ik jaagde op vele vrouwen, maar was daar maar beperkt succesvol in. Waar dat aan lag? Geen idee. Inmiddels ben ik de vijftig ruim gepasseerd en heb ik mijn jachtterrein verlegd. Mijn midlevensdip voert mij naar de Ardennen, de Alpen, de Dolomieten, de Pyreneeën. De ene treurigheid verruild voor de andere. Want ook hier, in dit nieuwe verlangen ligt frustratie en wanhoop besloten. Want er is altijd meer. Het leven is te kort. Of beter gezegd: ik had eerder moeten beginnen. Nu is het te laat. Het is herfst. [Rombo, Salette, Sonntagsberg, Stelvio, Susten, Tourmalet, Toussuire, Ventoux] De regen ratelt op het dakraam, het is nog donker als de wekker gaat. De herfst is verschrikkelijk. En dan nog een hele winter door moeten. Ik draai me nog maar een keer om.