Bell’Italia, of niet?

Het Italiaanse voorjaar staat op de tocht. Ondanks de ambitie van de organisator RCS om de koersen door te laten gaan, wordt het met het uur onwaarschijnlijker dat de Italiaanse overheid dat toe zal staan. De Strade Bianche is inmiddels afgelast en vermoedelijk zal binnenkort, mogelijk zelfs voor het verschijnen van dit artikel, besloten worden om ook andere Italiaanse wielerwedstrijden te annuleren. Desondanks is het leuk om de prestaties van Nederlanders in deze koersen eens te bekijken. Een vooruitblik via een analyse van de Nederlandse prestaties in het Italiaanse voorjaar.

Figuur 1: Belangrijkste Italiaanse voorjaarskoersen

Strade Bianche

De Strade Bianche is de eerste koers op de Italiaanse agenda. Er wordt pas sinds 2007 door de profs over de Toscaanse witte wegen gekoerst en toen werd de koers nog ‘Monte Paschi Eroica’ genoemd. Toch wordt ‘De Strade’ door liefhebbers al vaak Het Zesde Monument, of De Jongste Klassieker genoemd. Weinig historie, maar veel memorabele momenten. Er vallen ook bijster weinig heroïsche prestaties van Nederlanders te herinneren. Drie keer kunnen we een top-10 plaats van een Nederlander noteren. Martijn Maaskant werd 4e in de 2e editie (2008), Wout Poels finishte als 8ste in 2014 en Tom Dumoulin verbeterde zijn 12e plaats uit 2014 met een 5e plek in 2017. Vorig jaar was Sam Oomen met een 17e plaats de beste Nederlander. We keken uit naar een debuut van MVDP over de natte Toscaanse heuvels en grindwegen. Maar helaas, het zal voor een andere keer zijn.

Milaan-Sanremo

In 1989 werd voor het laatst door een Nederlander een podiumplaats behaald in La Primavera. Frans Maassen werd tweede in die editie. De laatste overwinning dateert van 1985 toen Hennie Kuiper zijn 4e monument won en Teun van Vliet mee het podium op mocht. De laatste Nederlander die bij de eerste 10 over de finish kwam was Max van Heeswijk die 5e werd in 2004, dezelfde editie waarin Erik Dekker 11e werd. De jaren na 2004 kwamen de Nederlanders niet verder dan een 14e plaats (Karsten Kroon in 2009, Sebastian Langeveld in 2014 en 2015 en Tom-Jelte Slagter in 2016), totdat Tom Dumoulin vorig jaar 11e werd en weer eens echt serieus meedeed voor de eerste plaatsen.

Het Nederlandse vooruitzicht voor 2020 is goed, met Mike Teunissen, Mathieu van der Poel, Sebastian Langeveld en de rappe Dylan Groenewegen op de voorlopige startlijst. Komt er dan eindelijk weer een Nederlander op één van de drie treden van het podium?

Figuur 2: Nederlandse top-10 plaatsen in Italiaanse voorjaarskoersen

GP Industria & Artigianato

De derde, minst bekende, eendagswedstrijd in het Italiaanse voorjaar is de GP Industria & Artigianato. De zondag na Strade Bianche, met de finish in Siena, start een deel van het peloton 91km verderop in Larciano in een koers die op het lijf geschreven is van de puncheurs en goede dalers. In de geschiedenis van deze GP (gereden vanaf 1977) heeft nog nooit een Nederlander op het podium gestaan. Na 1993 was er zelfs geen Nederlander bij de beste 10 te vinden, Huub Duijn kwam het dichtstbij met een 11e plaats in 2018. In 1993 wist Adrie van der Poel een 5e plaats te bemachtigen en Johan van der Velde eindigde als 4e in 1984,

Op de voorlopige startlijst prijken de namen van Bauke Mollema en Tom-Jelte Slagter, zullen zij in de buurt van een nieuwe top-10 plek komen in hun eerste deelname aan deze eendagskoers? Als we terugdenken aan de fenomenale Civiglio-afdaling van Bauke in de Ronde van Lombardije van 2019 zou de finale van de GP Industria hem moeten liggen.

Tirreno Adriatico

Volgende week woensdag staat de eerste etappe van de belangrijkste meerdaagswedstrijd in het Italiaanse voorjaar op het programma. Als de 55e editie doorgaat belooft het een mooie strijd te worden, zowel in het klassement (met toppers als Yates, Fuglsang, Lutsenko, Evenepoel, Thomas, Nibali, Kelderman en Poels aan de strat) als in de sprints (met duels tussen Jakobsen, Groenewegen, Viviani, Sagan, Démare, Matthews, Halvorsen en Bouhanni).

Dekker en Dekker, dat zijn de namen van de laatste twee Nederlandse winnaars van de Tirreno. In 2002 en 2006 wonnen respectievelijk Erik en Thomas het eindklassement, iets dat daarvoor alleen Joop Zoetemelk namens Nederland was gelukt in 1985. Na de winst van Thomas Dekker wisten Robert Gesink (2011) en Bauke Mollema (2015) nog het podium te halen. Naast deze podiumplaatsen werd Gerrie Kneteman twee keer tweede (1983 en 1982) en Michael Boogerd één maal derde (2001). Het totaal staat daarmee op 7 Nederlandse podiumplaatsen in het eindklassement van de Tirreno.

Er is een groei waar te nemen in het aantal top-10 notering in eindklassement. Tussen 1990 en 2009 eindigde 11 keer een Nederlander (5 keer Boogerd) in de top-10 en vanaf 2010 lukte dat 13 keer. Bauke Mollema (3), Wout Poels (4), Tom Dumoulin (2), Robert Gesink (2), Johnny Hoogerland (1) en Sam Oomen (1) waren de renners die de top 10 haalden in de laatste 10 edities van de Tirreno. Daarmee zijn Nederlandse klassementsrenners stukken succesvoller in Italië dan in de concurrerende koers in Frankrijk: Parijs Nice. In ‘de Rit naar de Zon’ werd na de knappe top-10 plaatsen van Lieuwe Westra in 2011 en 2012 geen enkele keer meer goed gereden in het eindklassement. 

Recent weinig ritwinst en gedragen leiderstruien

Nederlandse ritoverwinningen zijn vrij zeldzaam in de Tirreno Adriatico. Vanaf 2007 won alleen Wout Poels een etappe (in 2015) en mochten hij en Lars Boom (na de ploegentijdrit in 2011) één dag de leiderstrui dragen. Tussen 1990 en 2010 werd 10 keer een etappe gewonnen door een Nederlander. John Talen, Leon van Bon, Steven de Jongh, Servais Knaven, Erik Dekker en Michael Boogerd wonnen er elk 1 en Erik Breukink won 4 keer in een Tirreno-tijdrit tussen 1990 en 1992. Daarnaast droeg Erik Dekker (2002) 4 dagen en Thomas Dekker (2006) 3 dagen de leiderstrui voorafgaand aan hun eindoverwinning en mochten Leon van Bon (2 dagen in 1996), Erik Breukink (2 dagen in 1992) en John Talen (1 dag in 1990) de paarse leiderstrui ook kort aantrekken.

Figuur 3: Nederlandse top-10 plaatsen in het eindklassement

Coppi e Bartali

In de week na Milaan-Sanremo start nog een tweede etappekoers in het voorjaar, een eerbetoon aan twee van de grootste Italiaanse wielerhelden Fausto Coppi en Gino Bartali. Een 5-daagse wedstrijd op 2.1 niveau in de heuvels van Emilia-Romagna. In de Internationale Wielerweek presteren Nederlanders eveneens niet vaak heel goed, in 2018 eindigde Bauke Mollema op de tweede plaats en verder waren alleen Steven Rooks (1989 en 1990) en Johan van der Velde (1984) goed voor een Nederlands podiumplaats. Top-10 plaatsen werden iets vaker behaald. Tussen 1988 en 1990 waren John Talen, Steven Rooks, Gert-Jan Theunisse en Marc van Orsouw samen goed voor 7 top-10 plaatsen. Na 1990 was het pas in 2018 weer raak met de genoemde 2e plek van Mollema en een 5e plaats voor Koen Bouwman en kregen deze top-10 notering vorig seizoen navolging met een 6e plaats van Dylan van Baarle.

Etappes werden er in de succesvolle klassements-jaren 1988, 1989 en 1990 opvallend genoeg niet gewonnen. Pas in 2018 kregen Teun van Vliet en Ad Wijnands (met elk een etappeoverwinningen in 1984) opvolging toen Pascal Eenkhoorn en Bauke Mollema elk een etappe in de Settimana Coppi e Bartali wonnen. Eerstgenoemde mocht zelfs twee dagen de leiderstrui dragen na de overwinning in de openingsetappe. Steven Rooks droeg die trui 4 dagen in de editie van 1990, maar verloor die trui aan Rolf Sorensen in de slotetappe.

Het is nog even afwachten of er Nederlandse kanshebbers voor een overwinning of een klassement gaan meedoen in de 2020 editie van de Internationale Wielerweek, als deze überhaupt gereden gaat worden.

Italiaanse voorjaar beperkt succesvol voor Nederlanders

Ondanks de recente groei in top-10 plaatsen in het eindklassement van de Tirreno Adriatico en Settimana Coppi e Bartali zijn Nederlanders niet extreem succesvol in het Italiaanse voorjaar. Er wordt best af en toe een goede uitslag gereden, maar er worden door Nederlanders meer en regelmatiger overwinningen geboekt in de Vlaamse voorjaarskoersen dicht bij huis. Wat niet is kan nog komen. Of de Italiaanse koersen nu doorgaan of niet, met Mathieu van der Poel, Mike Teunissen, Cees Bol, Fabio Jakobsen en Dylan Groenewegen komen er de komende jaren ongetwijfeld meer kansen op mooie uitslagen in zowel de eendagskoersen als ritzeges in de meerdaagse wedstrijden.

Het lijkt een groter vraagteken of het succes van Gesink, Mollema, Poels, Kelderman en Dumoulin in het klassement van de Tirreno de komende jaren opgevolgd gaat worden. Of er in 2020 een Italiaans voorjaar wordt gereden of niet, we kijken uit naar de Nederlanders die weer schitteren op Italiaanse wegen.

Daniël Herbers