Michael BoogerdJazeker. Ook u.

Wat bezielt u eigenlijk? Waarom wilt u zo graag dat de renners alles uit de doeken doen, om ze daarna aan de hoogste boom op te knopen? Bent u dan van onbesproken gedrag? Was u van onbesproken gedrag gebleven als u – gezegend met het talent om de pedalen door weer en wind met een ongekend vermogen rond te malen – ineens voorbij werd gereden door mannetjes van wie u wist dat ze eigenlijk tot de tweede divisie behoorden? Al die jaren investeerde u in uw talent. Na school raffelde u uw huiswerk af, zodat u tenminste nog wat kilometers kon maken. Ieder weekend laadden uw vader en moeder uw fiets in de auto en reden u daar waar de koers was. In de winter reden u en uw ouders een paar keer per week naar de wielerbaan – drie kwartier heen, drie kwartier terug. Maar ja, u had talent en, minstens zo belangrijk, u vond het leuk. U hield van uw fiets en terwijl de jongens uit uw klas na het eten nog een potje gingen voetballen, ging u uw fiets poetsen. De knarsende ketting liet u weer zacht ratelend zingen, de kransjes ging u tandje voor tandje na met een borsteltje. Ziet u het jongetje in uzelf voor zich?

En op een gegeven moment begint dat jongetje op te vallen. Hij wint steeds vaker. Hij is niet bang. En iedere vezel van zijn uitschietende puberlijf ademt koers. Op een winterse dag staat er een man langs de boarding van de baan, een notitieblok in de hand. Het jongetje heeft hem al vaker gezien. Plotseling overstemt het geluid van zijn bonzende hart het zoemende gesuis waarmee zijn bandjes over het hout razen. Zou hij…? Hij durft de gedachte niet eens af te maken. Een paar rondes later ziet hij de man praten met zijn trainer. Hij wijst. Naar hem. In de korte sprintjes die hij daarna afwerkt, denkt hij nog maar aan een ding. Als een mantra dendert het door zijn hoofd.

Hij.
Wijst.
Naar.
Mij.

Een jaar later rijdt hij voor de opleidingsploeg van Nederlands grootste wielerploeg. Voor de start van het seizoen kreeg hij twee grote dozen vol kleding thuisbezorgd en hoewel hij helemaal niet van oranje en felblauw houdt, kan hij niet ophouden met in de spiegel kijken voor hij gaat trainen. En ook als hij onderweg een keer een grote ruit passeert, wordt zijn blik onweerstaanbaar naar zijn eigen spiegelbeeld getrokken. Die kleuren staan je voor geen meter, maar God, wat is hij trots. En die fiets, wat te denken van zijn fiets? Het liefst had hij hem iedere avond naast zijn bed gezet, maar dat vond zijn moeder wat overdreven. De huiskamer ging nog net, maar alleen de eerste maand, dat moest hij beloven. Steeds als hij er langs liep, moest hij hem even aanraken. Even met je vingers langs het gladde frame, of over het zachte leer van het stuurlint.

En het blijft goed gaan. Niet meteen, hij moest wel even wennen, want hoe hij er ook naar keek: het ging nu wel ergens om. Gelukkig zat hij nooit om woorden verlegen, dus de aansluiting met de ploeg was er al snel en ook in het peloton hoefde hij niet lang te zoeken naar een eigen plekje. In de loop van het seizoen was hij steeds vaker voorin te vinden. In de jaren daarna werd het wel duidelijk: hij was wereldtop. En het werd ook duidelijk dat hij zijn geld zou gaan verdienen met waar zijn hart nog iedere dag van juichte.

En zo geschiedde.

Maar na een paar jaar prof begonnen er dingen op te vallen. Renners die hij tijdens zijn beloftentijd ruimschoots achter zich hield, knalden hem ineens voorbij alsof hij de eerste de beste kneus was. Italianen vooral, maar niet lang daarna ook Spanjaarden. En Belgen. En Fransen. Er werd gepraat. Natuurlijk werd er gepraat. Maar hij wilde er niets van horen. Hij wilde alleen maar doen wat hij al zo lang met hart en ziel deed: koersen. Als het kon, zou hij zijn fiets nog steeds het liefst naast zijn bed zetten. En hoeveel pijn de koers ook had gedaan, de volgende dag stapte hij weer op die fiets. Grijnzend.

Dat gevoel, die immense trots als hij ’s morgens zijn trainingspak aantrok en in de ontbijtzaal bij zijn ploeg aanschoof. De grappen van zijn Spaanse ploeggenoten die hij maar half begreep, maar man: wat hield hij van die grappen. En na het ontbijt: omkleden, de kont vol zalf, de lucht van massageolie en het getik van zijn schoentjes op de kille tegelvloer van het hotel. Bij de bus de mecanicien met zijn fiets. En ach, de eerste tikjes van de naaf, het bijna geruisloze rateltje van de derailleur.

Nee, hij wilde niet horen waar de anderen over praatten.
Maar hij hoorde het wel.

Net als hij hoorde dat de sponsor meer wilde. Dat de sponsor het vreemd vond dat zo’n wereldtopper – want dat was hij toch? – nu zo door het ijs zakte. En dat de sponsor zich afvroeg of hij wel genoeg trainde. Tussen de woorden door hoorde hij de zweem van een andere vraag. Zijn antwoord werd een nieuw mantra.

Ik
Wil
Wielrenner
Blijven

En uiteindelijk vond hij zichzelf terug in de kille spreekkamer van een man die hem precies uitlegde hoe het schema werkte. De man had zijn wedstrijdschema als leidraad gebruikt, het wedstrijdschema waarin de ploegleider precies had aangegeven in welke wedstrijden hij moest pieken. En de man wist precies hoe dat moest. Pieken op het juiste moment. Zonder tegen de lamp te lopen.

Nog weer later zat hij opnieuw in een kille spreekkamer. Tegenover hem zat weer een man. De man hield de pomp nauwgezet in de gaten. Ook deze man wist precies wat er moest gebeuren om op het juiste moment te pieken. Zonder tegen de lamp te lopen.

Het was precies wat hij wilde.
Want hij wilde wielrenner zijn.

En nu zijn er mensen die deze wielrenner veroordelen. Die hem aan de schandpaal nagelen. Die al het andere uitwissen en nog slechts een bedrieger zien. En eerlijk gezegd word ik daar een beetje ziek van. En als u de bekennende renner ook veroordeelt, wil ik u toch iets vragen…

Had u uw mond open gedaan als iedereen zich stil hield? Bent u zo rechtschapen? Had u zich helemaal niets aangetrokken van de heersende moraal? Had u de grootse dromen van het jongetje in uzelf aan de kant geschoven voor de grotere waarheid? Zonder enige moeite?

Of had u wel meegedaan? Maar had u meteen na uw sportpensioen schoon schip gemaakt – ja gezegd op de eerste de beste rechtstreekse vraag van Mart Smeets? U had daar ook geen enkele moeite mee gehad; u had alles waar u, ondanks alles, keihard voor had gewerkt, zomaar weggegooid voor de heilige waarheid? Echt? Ook al betekende dat dat u ook uw ouders teleur moest stellen?

Jazeker, ik geloof dat er mensen zijn die opstaan tegen dat wat eigenlijk niet klopt – gelukkig maar! Maar doe nu niet alsof dat normaal is. Het tegenovergestelde is helaas veel vaker het geval, zoals de geschiedenis ons al talloze malen heeft laten zien. Het overgrote deel van de mensen schikt zich. U waarschijnlijk ook. En ik. En die renner die zo graag wielrenner wil zijn. Soms schikken we ons uit angst. Soms uit gemakzucht. Of vanwege behoudzucht. Of vanwege een droom die veel groter is dan de waarheid.

Mariska Tjoelker
Laatste berichten van Mariska Tjoelker (alles zien)