Heb je net een veldrit gereden, komt een journalist je vertellen dat je watten in je shirt moet naaien. Zodat het dragen van je fiets – met de schouders – dragelijk wordt. De journalist in kwestie is Frans Oudejans van Wielersport. Hij ergert zich in 1952 dood aan het amateurisme van nogal wat veldrijders.
Oudejans schrijft het op ook. Niet in een column maar in twee artikelen over het wereldkampioenschap cycle-cross van dat jaar. Voorafgaand aan dat WK in Geneve (zonder Nederlandse deelname) schetst de Wielersport-auteur hoe het gesteld is met het Nederlandse wielrennen. Niet best, vindt hij.
Met Kraantje Lek, Duindigt en het Amsterdamse Bos staan er in Nederland slechts drie serieuze veldritten op de agenda en een echt goeie crosser – een specialist – is er niet, schrijft Oudejans een jaar voordat Manus Brinkman zich echt op het veldrijden stort. Wegrenner Gerrit Voorting doet het in 1952 aardig, net als onder andere André de Korver, Aad van der Voort en Henk Kuitwaard maar dan houdt het wel een beetje op. Maar in een veld met internationale toppers als Roger Rondeaux (Frankrijk) en Pierre Champion (Zwitserland) hebben ze niets te zoeken, aldus de journalist die ziet dat met name de Fransen het veldrijden serieuzer aanpakken. ‘Alleen hun uitrusting is al een teken van serieuze voorbereiding: dikke kleding met vellen grauw papier op rug en borst, stevige hoge schoenen, een omwikkeld frame om het dragen te vergemakkelijken en een niet te hoge versnelling.’
Sigaret
Het kan beter. Ook na afloop van een wedstrijd, stelt Oudejans over een amateur die hij in de cross van Kraantje Lek zag finishen. ‘We zagen hem (…) zijn fiets tegen een boom zetten, onmiddellijk een sigaret opsteken en toen kalm door de koude lucht naar het kleedlokaal wandelen. Af en toe onderbrak deze renner zijn wandeling voor een praatje met een kennis. Dat de afkoeling zó wel bijzonder sterk geweest moest zijn, interesseerde hem blijkbaar niet. Zolang Nederlandse renners – de goede niet te na gesproken – op een dergelijke wijze een veldrit opnemen, zullen zij nooit een wereldkampioenschap kunnen winnen.’
Lering
Het zit Frans Oudejans blijkbaar hoog, want als hij in de Wielersport van twee weken later verslag doet van het WK, foetert hij wederom uitgebreid over het amateurisme onder de Nederlandse veldrijders. ‘Wij zullen zijn kwaliteiten (die van wereldkampioen Rondeaux, red.) wat nader aanduiden, opdat de Nederlandse renner er lering uit kan trekken’, begint hij zijn les.
Schuren over het schouderbeen
‘Weten hoe men een fiets moet vasthouden, is voor een wereldkampioen in spé eerste vereiste. Wat ziet men onze Nederlanders soms niet stumperen in zo’n veldrit. Onlangs bracht een amateur zijn rijwiel van de ene naar de andere schouder: het schuurde zo over het schouderbeen, zei hij. Over ongetraind gesproken. Wij hebben die renner toen aangeraden voortaan een pluk watten in zijn shirt te naaien, maar dat vond hij zo gek staan.’
- UCI-man springt en juicht voor Jopie - 25/09/2020
- Raad het plaatje - 25/09/2020
- De spreekwoordelijke rode lantaarn - 18/09/2020