Hoe ingewikkeld is de wielersport? In vergelijking met cricket natuurlijk heel simpel: doen wie er het eerste is. Maar daarmee is ook alles wel gezegd. Zo vroeg een Amerikaanse journaliste tijdens de Tour de France aan Lance Armstrong of hij zich geen zorgen maakte over zijn vorm, nu hij in een massasprint tachtigste was geëindigd. De Texaan gaf haar het advies zich eens een jaar in de wielersport te verdiepen en daarna terug te komen.
Nu bracht ik het er zelf als beginnend wielerliefhebber niet veel beter af. Het virus sloeg voor het eerst toe in de Tour van 1997, toen ik – tot ergernis van mijn ouders – tijdens bergetappes de hele dag voor de tv zat in een snikhete caravan. Aan de vooravond van die Tour deed ik het met de (aarzelende) voorspelling dat Erik Breukink niet zou gaan winnen niet onverdienstelijk, maar vervolgens voorspelde ik dat Mario Cipollini de Tour zou winnen. Dit omdat hij de eerste week in het geel reed.
Door de volslagen onbekende Fransman Cédric Vasseur, die na een lange solo het geel pakte en het vijf dagen vasthield, begreep ik al snel dat de gele trui dragen en kans maken op de eindzege twee heel verschillende dingen zijn. Maar toen Bart Voskamp na de befaamde schoudersprint tegen Jens Heppner gedeclasseerd werd, merkte ik op dat de Nederlander toch flink was gestegen en nu de top honderd van het klassement was binnengestormd. Ook mooi.
Mijn naïeve fase werd een kleine twee jaar later definitief afgesloten. Ik zat op mijn kamer huiswerk te maken toen een nieuwslezer meldde dat Marco Pantani, de sportieve redder van de Tour Dopage en mijn eerste grote wielerheld, met een te hoog hematocrietgehalte uit de Giro was gezet. Voor de eerste en de laatste keer wist de wielersport me tot tranen te roeren.
- Top 5: Renners die nooit Nederlands kampioen werden - 22/06/2012
- Foto’s van Hugo (wielrennen is Rock ’n Roll) - 02/05/2012
- Top 5: Een walgelijk lijstje - 29/02/2012