The bars are temples but the pearls aint free…
Een kroeg als een tempel. De bar het altaar. De spiegelwand, met daarvoor op een glazen schap de flessen sterke drank in alle kleuren van de regenboog, als tabernakel. Het kleine glas kaoliang als hostie en het in één teug wegslaan van het sterke goedje als het ontvangen van het Heilige Sacrament. “Chok dee!” roept hij tegen niemand in het bijzonder, terwijl hij het glas met een klap op de bar laat landen. De alcohol brandt in zijn keel. Het doet hem denken aan de brandende bloedsmaak die hij zo goed kent van wanneer hij net een vernietigende sprint heeft afgewerkt op een wielerbaan, ergens in de verzengende hitte onder de ongenadig schijnende zon.
Hij kijkt naar de hand op zijn knie. Onder de rafels van een afgescheurde spijkerbroek is op zijn bovenbeen nog vaag de lijn te zien die de overgang van koersbroek naar blote huid markeert. De lijn tussen waar de zon wel en niet kan komen. De lijn die hij jarenlang gekoesterd heeft. De lijn die laat zien dat hij wielrenner is. Of was. De hand streelt zacht de huid, die onder het neonlicht baadt in een vreemde blauw-roze gloed. De stoppels moeten voelbaar zijn, maar ze laat niets merken. De stoppels die het verval markeren. Zijn blik glijdt vanaf de hand, via slanke armen naar het frêle lijf. Hij probeert zijn gezelschap in te schatten. Onder de witte jurk zijn de vrouwelijke vormen goed te zien. Het lange zwarte haar valt soepel over nek en schouders. Dat deze parel niet gratis zal zijn heeft hij al wel bedacht. Dat kan hem eigenlijk ook niets schelen. Vanaf het moment dat deze god hem in dit gouden klooster benaderde is er een lome tevredenheid over hem gedaald. Hij voelde hoe ze naast hem schoof. Haar hand eerst over zijn rug, nu over zijn benen.
De barman staat met zijn rug naar hem toe. Met een theedoek droogt hij de glazen af terwijl hij kijkt naar de tv die in de hoek aan het plafond hangt. Te zien is hoe een man in een gele trui op het podium klimt en naar het publiek zwaait. Het tafereel speelt zich af aan de andere kant van de wereld. Terwijl het hier al middernacht is, moet de avond in Parijs eigenlijk nog beginnen. Naast de man in het geel staan nog twee mensen. Ook wielrenners. De ene in een witte trui met rode stippen, de ander in een strak groen wielershirt. Hij ziet de man in het groen lachen en even gaat er een schok door hem heen. Een pijnlijke herinnering aan een belofte die hij nooit zal inlossen.
Samen met de man in het groen is hij als jongen van negentien op het vliegtuig naar Europa gestapt. Ze zouden het samen gaan maken in de Europese koersen. Met de “never give up, never surrender” mentaliteit die renners uit Australië aan het eind van de vorige eeuw zo kenmerkte. En met de vlammende sprint waar ze beiden over beschikten. Ze hadden via een oudere vriend die hen een jaar of wat geleden was voorgegaan een lijstje met namen en telefoonnummers gekregen. Met krantenknipsels gevuld met de uitslagen die ze “Down Under” bij elkaar hadden gefietst, gingen ze langs bij de sportdirecteuren in Vlaanderen. Ze vonden er -letterlijk- onderdak bij een kleine ploeg. Shirt, broek, fiets en slaapplaats. Dat was zo”n beetje wat er in het contract stond. De twee vrienden hadden elkaar na het ondertekenen van dat eerste contract diep in de ogen gekeken en beloofd dat ze voor niets minder dan het hoogste gingen. Ze zouden regeren in de massasprints, die ze om beurten voor elkaar zouden aantrekken. Ze zouden al die Italiaanse machosprinters en Belgische kamikazes hun hakken laten zien. Ze zouden de zege en het groen pakken op de Champs-Élysées. Samen.
Een oude vrouw die met haar bijna net zo oude Renaultje zonder te kijken de weg was opgereden, had de droom tijdens een trainingsrit twee jaar later ruw verstoord. Met een schouderduw kon hij voorkomen dat zijn vriend, die naast hem fietste en de auto niet had gezien, erop zou knallen. Waar zijn vriend nog net om de voorbumper heen kon laveren reed hij zelf vol op de auto in. Zijn voorwiel vouwde zich in de smalle opening tussen voorband en carrosserie. De klap op het asfalt betekende het einde van zijn seizoen. Bekkenbreuk. De revalidatie zou anderhalf jaar duren en terwijl zijn vriend in Parijs-Nice debuteerde voor een ploeg in de hoogste categorie, fietste hij op een oude damesfiets zijn eerste meters. Richting de supermarkt.
Een jaar later zat hij weer op de racefiets. In de overtuiging dat hij de schade in kon halen en alsnog koers kon zetten richting het groen op de Champs-Élysées. Maar hoewel hij in sprintoefeningen al snel weer voelde dat er pure snelheid in zijn dijen verstopt zat, hield hij het nooit langer dan een half uur in het zadel uit. De breuk in zijn bekken was gecompliceerd geweest en op de één of andere manier vond hij zijn oude “zit” op het smalle zadel niet terug. Waar hij vroeger dagen achtereen kilometers weg kon trappen, begon hij nu na een minuut of tien al de eerste pijnscheuten te voelen.
Hij wenkt de barman, die zich inmiddels weer heeft afgewend van het tv-toestel, en vraagt om nog een kaoliang. Hij heft het glas richting het scherm waar op dat moment zijn oude maat close-up in beeld is, terwijl in hetzelfde beeld in slow-motion de winnende sprint van zo-even wordt afgedraaid. “Chok dee! Cheers mate!” Het glas breekt als het met een klap weer op de bar komt. Uit een rechte donkere streep in zijn hand druipt het bloed. Onder het neonlicht lijkt het bloed zwart van kleur. Hij lijkt het niet te merken.
Terwijl de godin in de witte jurk geschrokken overeind komt en de theedoek die de barman haar aanreikt op de wond in zijn hand drukt om het bloeden te stelpen, denkt hij aan die laatste begroeting op luchthaven Zaventem. Omdat hij geen lange duurtrainingen meer kon afwerken, had hij besloten zijn geluk op de piste te zoeken. Voor nu. Met zijn sprint als wapen moest hij toch in staat zijn alsnog de top te halen. Zijn vriend was meegekomen naar de luchthaven waar hij zo aan boord zou gaan van een Boeing die best online casino hem richting Azië zou brengen. Na maanden van krachttraining en duizenden rondes op de piste van Blaarmeersen had hij deelgenomen aan een aantal testwedstrijden van een Aziatische sportpromotor. Deze zocht renners voor de Keirin-tour die hij organiseerde. Als hij het veld van Japanners, Chinezen en Taiwanezen kon uitbreiden met een aantal “witte reuzen” uit Europa hielp dat flink mee de tribunes te vullen en zo met de kaartverkoop zijn reizende circus draaiende te houden. Uiteindelijk was de keuze gevallen op Nederlander, een Belg, een Duitser en deze verdwaalde Australiër. Met een ferme handdruk nam hij afscheid van zijn maat.
Hij had ook geen keus. Zijn spaargeld was op. En nadat zijn broek-shirt-onderdak-contract was afgelopen leefde hij al maandenlang op de welwillendheid van zijn goede vriend en enkele andere renners. Ieder week sliep hij in een andere huiskamer op weer een andere bank. Ieder week at hij aan een andere keukentafel mee. Dit Keirin-contract was een geschenk uit de hemel. Hij zou door Azië reizen, van velodrome naar velodrome. Hij zou zijn sprintkunsten mogen tonen aan volle tribunes. Zijn optredens zouden worden gevolgd vanuit miljoenen Aziatische huiskamers. En ondertussen zou hij werken aan zijn terugkeer. Hij was ervan overtuigd dat als hij maar genoeg zou trainen, ook zijn beschadigde bekken weer zou wennen aan de lange dagen in het zadel. De Keirin zou een springplank worden voor zijn wederopstanding. Bij de Tour of Qinghai Lake stonden ieder jaar de nodige westerse teams aan de start. Als het hem lukte in één van de Taiwanese of Japanse teams een plekje als gastrenner te krijgen, zou hij aan de Europese sportdirecteuren kunnen laten zien wat hij kon. Er zou er vast wel eentje bij zijn die hem een klein contractje wilde aanbieden, om zo weer de weg naar de Europese koersen, de weg naar de Champs-Élysées terug te vinden.
De godin in het wit slaat een arm om hem heen en helpt hem op te staan van de barkruk. Ze heeft zorgvuldig zijn hand verbonden. Hij graait een stapeltje baths uit zijn broekzak en legt deze op de bar. De fooi die hij achterlaat bedraagt ongeveer tweehonderd procent. Geld is dankzij het lucratieve Keirin-circus op dit moment niet zijn grootste probleem. Zijn laatste sprint was een winnende geweest, die hem een mooie premie opleverde. Het publiek had in het Hua Mark Velodrome van Bangkok op de banken gestaan toen hij op het rode beton behendig om de vallende renners heen was gestuurd en zijn wiel een fractie eerder dan het wiel van de Japanse sprintkampioen over de finishlijn duwde. Hij had net de bruine enveloppe met bankbiljetten in zijn jaszak gestopt toen hij de sportpromotor die hem aan het contract had geholpen, had zien aan komen lopen met een witte enveloppe, met daarop het logo van de UCI. En een gezicht dat op onweer stond. In de consternatie die volgde had niemand eraan gedacht de zojuist uitgekeerde premie terug te vragen. Het was ironisch dat dit gebeurde juist op de dag dat hij de weddenschap had gewonnen die hem een startplaats in de Tour of Qinghai Lake van dit jaar opleverde. Met de ploegleider van een team uit Tokio had hij de afspraak dat hij als gastrenner mee mocht doen wanneer hij in een rechtstreeks duel de Japanse sprintkampioen zou verslaan. En dat was zojuist gelukt.
Voor de cortisonen had hij een attest gehad, vanwege astma natuurlijk. Iedereen weet dat meer dan de helft van het wielerpeloton astma heeft. Tramadol staat niet eens op de dopinglijst. Deze pijnstiller was een vast onderdeel van zijn dieet geworden om de pijnscheuten in zijn bekken dragelijker te maken. Het nadeel was dat je er suffig van wordt, maar dat valt over het algemeen met wat cafeïnepillen wel te compenseren. Door de taalbarrière, die er was tussen hem en de Taiwanese verzorgers die met de Keirin-tour meereisde, was het soms lastig om te weten wat er nu precies in de pilletjes zat die ze hem gaven. En belangrijker, wanneer je ze mocht nemen. In sommige preparaten zat een vleugje cocaïne. Het was niet ongebruikelijk om tijdens de afmattende trainingssessies een beetje extra concentratie en uithoudingsvermogen uit een pilletje te halen. Zo gebeurden er geen ongelukken door vermoeidheid en kon je net wat harder trainen. Als je maar een paar dagen voor de wedstrijd van die pillen afbleef, anders had je de kans positief te zijn bij controle.
Zijn sprint in Bangkok was een maand geleden. Het Grote Plan was dat hij, terwijl zijn goede vriend zou debuteren in de Tour de France, zou koersen in de Ronde van Qinghai Lake. Geen rondjes op de piste meer, maar aanklampen in de bergen om vervolgens iedereen te kloppen in de massasprint. Het zou de voorbode moeten zijn voor een verschroeiende sprint in Parijs. Hij was pas halverwege de twintig. Hij had nog tijd. Gearmd met zijn Taiwanese Dama Bianca loopt hij de kroeg uit de smalle drukke straat in. Overal is lawaai. Muziek, brommers, schreeuwende mensen. Het nachtleven van Bangkok heeft hem nu al een maand in zijn greep. Hij slaapt overdag in een groezelig backpackershostel en gaat “s nachts los in de vele nachtclubs en bars. Omdat hij een streep door Qinghai Lake kon zetten, maar ook door het Keirin-circus, is er geen reden meer zichzelf in acht te nemen. Hij heeft even overwogen naar Australië te vliegen, maar de sportpromotor heeft zijn paspoort nog en hij had geen zin gehad dit terug te halen. Het laatste gesprek met de grote baas van de Keirin was niet bepaald vriendelijk geweest. Of hij wel wist wat voor een schade hij de Keirin had bezorgd? Of hij door had wat dit aan inkomsten zou schelen? En elke vraag was onderstreept met een serie vloeken, in een taal die hij niet verstond, maar die toch niets aan de verbeelding over hadden gelaten.
Nog altijd snapt hij niet hoe hij zich heeft kunnen vergissen met de pilletjes. Natuurlijk nam hij niet bewust cocaïne op een wedstrijddag, hij weet dat je dan gepakt zal worden. En toch zijn er na zijn tweede plaats in Seoul sporen van deze drugs in zijn urine gevonden. De schorsing van de UCI is slechts voorlopig, totdat de B-staal gecheckt is. Maar hij gelooft niet in het sprookje dat daar ineens een andere uitslag uit zou kunnen komen en dat de schorsing van vier jaar dan zou worden afgewend. Hij zou al tegen de dertig zijn als hij weer mag koersen en wie zit er dan te wachten op een renner die nooit meer is geweest dan een onvervulde belofte en een kermisklant in het rariteitenkabinet dat de Keirin eigenlijk is? Zijn loopbaan als renner is voorbij, zonder dat deze ooit echt goed op gang is gekomen. Parijs is definitief uit het zicht verdwenen. Heeft hij zich vergist met de verschillende potjes waarin de pillen en supplementen zaten, of is hij geflikt? You can”t be to carefull with your company.
Ze loopt voor hem uit het motel in en wenkt hem naar de man achter de receptie die kort knikt als hij genoeg baths neerlegt op de balie. De kamer is klein. Een bed, een stoel, een kastje met daarop een tv, een raam met vitrage en een ventilator aan het plafond. Met een zucht gaat hij op bed zitten. En met de hand die omwikkeld is met verband, waar een roze gloed van bloed doorheen begint te komen, pakt hij de afstandsbediening en zet de tv aan. Hij zapt verveeld langs de zenders tot hij op een sportkanaal terecht komt, waar net te zien is hoe het peloton de tunnel uitkomt en begint aan de ziedende laatste kilometer van de Tour. Terwijl hij ziet hoe, ook in deze herhaling, de man in de groene trui met overmacht de laatste etappe wint, begint zij zich langzaam uit te kleden. And if you”re lucky, then the God”s a she. Hij sluit zijn ogen en hoopt dat in ieder geval dát hem wel gegund is.
- Big Lebowski wint de Tour – 15 volledig gratis tips voor uw Tourpool - 02/07/2018
- Nog één keer - 11/04/2017
- Koerskijken - 28/04/2016
Sfeervol stuk! Maar die irritante oorwurm van weleer was helaas wel weer even terug.