Radio Reinders #5 | Van de grote show naar het rondje ronde de kerk
Tijdens de Tour bellen we met Elmar Reinders, nuchtere Drent, routinier en knecht van beroep. Een renner zonder fratsen en zonder eigen BV. Een man van in de wind, in de schaduw en in dienst van Dylan Groenewegen. Vandaag aflevering 5.
Typisch ASO
We bellen Elmar in de teambus, ergens in een drie uur durende rit op weg naar Parijs. Muziek op de achtergrond, benen omhoog, de motor bromt mee als ondertoon van ons gesprek. ‘Ik weet eigenlijk niet eens waar we hebben overnacht…’ zegt hij. ‘Zou ik moeten opzoeken in de app.’
Dat is wat drie weken Tour dus met je doet: plaatsnamen vervagen, dagen lopen door elkaar, oriëntatie wordt ingewisseld voor overlevingsdrift. Het lichaam weet nog net wanneer het moet eten.
Vandaag de laatste. Althans, dat is het idee. Want er is wat discussie in het peloton over Montmartre, over natte keitjes, over de wens om niet met een sleutelbeen in een Parijse tramhalte te eindigen. ‘Er wordt wat regen voorspeld,’ zegt Elmar. ‘En dan moet je met 170 man over zo’n nat voetpad. Dat is gewoon een te groot risico.’
In het peloton is men het er wel over eens: champagne prima, sleutelbenen in Parijse tramhaltes minder. ‘De traditie is gewoon: de gele trui viert, de sprinters sprinten. Klaar.’ Maar de ASO, de Tour-organisatie, heeft andere prioriteiten. ‘Ze zeggen wel dat ze geven om veiligheid, maar uiteindelijk interesseert het ze weinig,’ aldus Elmar. ‘Het gaat om de plaatjes.’
De ASO: what’s in a name? Montmartre klinkt mooi op papier. Op asfalt is het vooral veel valkans per vierkante meter.
Ben O’Connor
Maar tussen de glibberige discussies door is er ook iets wat wel gelukt is: een overwinning. ‘Iedere ploeg wil een rit winnen,’ zegt Elmar. De manier waarop Ben O’Connor won, was van grootse klasse.
‘Het was gewoon een mooie koers,’ zegt Elmar. Zijn eigen rol: werk in de schaduw. De eerste 30, 40 kilometer op slot houden. Meeharken met ontsnappingen. Zorgen dat de verkeerde types niet wegkomen. Daarna: loslaten, want klimmen is aan anderen.
‘Wij kunnen in die bergen niks voor hem betekenen,’ zegt hij. Dat klinkt als een tekortkoming, maar is een specialisme. De juiste dingen doen, op de juiste plek, om anderen hun dag te laten hebben.
Zelf had hij nog liever een sprint gewonnen met Dylan Groenewegen. Dat blijft de droom. ‘Voor mij persoonlijk was dat het mooiste geweest. Maar als ploeg zijn we gewoon blij. Als je bij de ploegen hoort die een rit pakken, doe je het beter dan het gros van het peloton.’
Van Montmartre naar Boxmeer
Als hij terugkijkt, klinkt hij zoals altijd realistisch. ‘Ik ben tevreden. We zijn overal goed doorgekomen. Ik heb mijn werk kunnen doen. Maar ja, het had ook mooier gekund.’ Geen borstklopperij, geen misbaar. Voor Elmar is een goede Tour een Tour waarin hij zijn werk heeft gedaan, zijn kopman heeft kunnen helpen en zelf heel is gebleven. De rest is bonus. Over de kansen vandaag? ‘Bijna nul,’ zegt hij. ‘Maar het is een wielerkoers. Je weet het nooit.’
Elmar Reinders is geen man van het grote slotapplaus. Hij fietst de coulissen uit zoals hij ze in fietste: geruisloos, professioneel en met een rechte rug. Vandaag Montmartre, morgen ‘gewoon’ weer Boxmeer. Het klinkt als een dwaze overgang, maar voor iemand als Elmar klopt het precies. Van de grote show naar het rondje rond de kerk.
