Vanochtend heb ik kennisgemaakt met het Kopje van Bloemendaal. Na driehonderd meter vond ik ‘het Kuttekopje van Bloemendaal’ een veel betere naam. Eenmaal boven legde ik mij gedwee en opgelucht neer bij het feit dat ik geen klimmer ben. Kan ik voortaan gewoon weer om dat Kopje heen.
Maar toen kwam die hemelse afdaling. Een bochtje en klinkers in het begin, maar dan breed asfalt en flauwe bochten. De wind blies tranen over mijn wangen, er was geen ander verkeer, zelfs geen fietsers, geen stoplichten, geen kruispunten, niets dan mijn zoevende bandjes en ik, en op mijn gezicht verscheen een gelukzalige glimlach. Het voelde alsof zelfs mijn hersenen lachten, en mijn buik en mijn kuiten. Ik dacht niets, ik zat alleen maar intens gelukkig te zijn.
Ik durf zelfs te stellen dat ik nooit eerder in mijn leven zó gelukkig ben geweest.
Eenmaal beneden was er maar één conclusie mogelijk: ik ben geen klimmer, ik ben een daler pur sang. Zou ik misschien nog een keer…? Ik kneep in mijn remmen, zette een voet aan de grond. Keek om, en omhoog, en besloot toch maar gewoon terug naar Amsterdam te fietsen.
Wat is het eigenlijk oneerlijk, dacht ik toen, dat je eerst moet klimmen om te mogen dalen. Voor types zoals ik dan, de dalers die geen klimmers zijn. In het skiën is het toch ook volkomen geaccepteerd dat je alleen maar daalt? Daar snappen ze het tenminste, dat bergop gaan belachelijk veel energie vergt en dus onwenselijk is. De zwaartekracht, die toch eigenlijk alles in deze wereld zo’n beetje op de plek houdt, daar zou je niet eens mee moeten wíllen spotten. Die moet je in je voordeel laten werken. Je moet je volledig overgeven en je door die zwaartekracht van een berg laten trekken, en daar dan dankbaar van genieten.
Zoals Stephen Roche, die in 1987 de daaltijdrit won in de Giro. Acht kilometer lang bedreef hij de liefde met de zwaartekracht, van de Poggio naar San Remo. Onder toeziend oog van de dood, dat wel. In De kunst van het dalen van Martin Bons valt terug te lezen dat Roche het wel wat gevaarlijk vond: ‘Zo’n daaltijdrit mag nooit en nooit meer gebeuren. Organisatoren zijn er om een mooie koers uit te stippelen en niet om renners onverantwoorde risico’s te laten nemen.’ Er heeft helaas nooit meer een daaltijdrit plaatsgevonden. (In de Giro van 2014 werd nog wel een etappe verreden van Giovinazzo naar Bari, met zoveel onverantwoorde risico’s dat de renners in staking gingen, maar die was vlak.) Het idee dat een berg beklommen moet worden voordat je er vanaf mag, lijkt aan het wielrennen vastgeroest.
Het is tijd om een einde te maken aan de mythe dat alles wat goed is bergop gaat, naar een hoogtepunt. Het genot ligt niet in de weg naar de top, en ook niet op die top. Gekoesterd door de sterke armen van de zwaartekracht het dal tegemoet razen, dát is genot. In het skiën hebben ze dat allang begrepen. Nu het wielrennen nog.
Laten we rustig aan beginnen. Bijvoorbeeld met een fietslift op het Kopje van Bloemendaal.
- Terug naar Namen - 20/12/2020
- Als een reiger over de toppen - 24/10/2020
- Muziek in de benen - 23/10/2020
Hahaha, mooi geschreven :)
Mooi! Lees ook: De kunst van het dalen, van Martin Bons. Schitterend boek.
https://www.youtube.com/watch?v=7j1PgmMbug8