Foto Felouch Kotek
Stof zijt gij
Stof zijt gij en vol stof zult gij wederkeren. Iconisch zijn ze. Mythisch zelfs. De beelden van de matadoren die verworden zijn tot mijnwerkers op de fiets in de koers die bekend staat om de arbeid, het volharden, de ultieme versie van het afzien. Van het mondaine Parijs naar het noordelijk gelegen Roubaix, waar de bomen vooral niet tot de hemel groeien en de zon gevoelsmatig net wat minder schijnt.
Over de kasseien, die bijna willekeurig – als waren het naar beneden geregende meteorieten – lijken te zijn neergekwakt, om de gapende kieren ertussen enigszins te maskeren. Voor zo ver eromheen te fietsen valt doen ze dat. Voor zo ver comfort te bereiken valt spannen fietsleveranciers zich in de rit zo gerieflijk mogelijk te maken. Of beter gezegd: zo min mogelijk oncomfortabel. Want de Hel van het Noorden móet moordend zijn. Een uitputtingsslag. Geklutst en geblutst tot op het bot. Een koers die zo dicht mogelijk bij het koempelschap komt. Maar dan bovengronds. Grimassen op de tronie, stof tot ver achter de huig. Alleen de hoofdlamp ontbreekt nog. Pure zelfkastijding. Een schouwspel dat alleen de grootste masochisten doet verlangen naar het zelf ooit fietsen van deze kilometers.
En zeer waarschijnlijk is het komende zondag weer zo, dat naast alle lijdende stervelingen enkele coureurs met ogenschijnlijke eenvoud over de vervloekte en verdoemde kasseien lijken te zweven. Door het mistige stof (of misschien de dikke, vettige modder), op weg naar de eeuwige glorie bij aankomst in het Vélodrome André Pétrieux, te midden van de grauwheid van Roubaix. Loon naar bikkelhard werken. Tijd om de kassei te kussen. Ver van welke glamour dan ook, maar voor eeuwig verbonden met noeste fysieke arbeid. Tot onder de iconische douches aan toe. Daar waar het stof daadwerkelijk pas weer neerdaalt.