Tour de France 2017
De strijd om de Rode Lantaarn

Sam Bennett ging dit jaar niet van start in de Tour de France. En dat was jammer, want de Ierse sprinter van BORA-hansgrohe, teamgenoot van de naar huis gestuurde Peter Sagan, in bloedvorm verkeerde.
Die goede vorm toonde Sam dit jaar voor het eerst in de door Tom Dumoulin gewonnen Giro. Sam sprintte in de vijfde, zevende en twaalfde etappe naar de derde plaats, en in de dertiende etappe werd hij zelfs tweede, nipt achter de in mei onverslaanbare Colombiaanse sprinter Fernando Gaviria van QuickStep-Floors, die ook reeds de derde, vijfde en twaalfde etappe had gewonnen (Gaviria won uiteindelijk ook het puntenklassement; Sam werd derde).
Na de Giro reed Bennet midden juni een prima Ronde van Slovenië. Hij won twee etappes én het puntenklassement. De vorm was er, maar dus geen plek dit jaar in het Tourteam van BORA- hansgrohe.
Het was echter niet alleen vanwege zijn goede vorm balen dat hij niet meedeed, maar ook omdat hij zijn laatste plek van vorig jaar niet kon verdedigen.

Wie het boek De Rode Lantaarn – De laatste man in de Tour de France van Max Leonard heeft gelezen, weet dat er in de geschiedenis van de Tour niet alleen in de top van het klassement fel wordt gestreden om de prijzen, maar ook in de staart van het peloton: om de Rode Lantaarn.

Sam Bennet was De Rode Lantaarn van 2016. In zijn tweede Tour lag hij al snel op het asfalt (in 2015 was hij overigens ook goed op weg om Rode Lantaarn te worden, maar moest, met de haven in zicht, in de zeventiende etappe als laagst geklasseerde renner helaas opgeven). In de eerste etappe komt hij in de finale zwaar ten val, nadat voor hem Michael Mørkøv onderuit is gegaan. Het medisch rapport luidde: “Schaafwonden en kneuzingen aan de rechterpink, bloeduitstorting op de rug. Voor radiografie naar het ziekenhuis. Daar werden geen breuken vastgesteld.”
En dus gaat Sam met een ingepakte hand in de tweede etappe van Saint-Lô naar Cherbourg gewoon van start. Hij verbijt de pijn en komt op karakter 16 minuten en 23 seconden na ritwinnaar Sagan, nu zijn teamgenoot, toen nog rijdend voor Tinkoff, binnen. Sam staat laatste in het klassement en zal dat blijven. Want ook de dagen erna is het afzien en komt hij steevast bij de laatste tien op minuten achterstand binnen.
Tot de veertiende etappe. Daar laat Sam Bennett zien dat hij een vechter is, een doorzetter met de wil om Parijs te halen, een waardige Rode Lantaarn dus. Eindelijk kan hij laten zien waarvoor hij naar de Tour de France is gekomen: de eindsprint. Zijn rechterhand is redelijk hersteld, hij kan weer in zijn stuur knijpen en wordt in de door Cavendish gewonnen rit van Montélimar naar Villars-les-Dombes knap twaalfde. De dagen erna overleeft hij de bergen, finisht in de bus keurig binnen de tijdlimiet en bereikt op 24 juli 2016 als tiende Ier Parijs. En dat niet alleen, hij mengt zich voor de tweede keer in de sprint en rijdt op de Champs-Élysées zijn beste klassering: negende (André Greipel wint).

Van de 198 renners die van start gingen, haalden er 24 Parijs niet. Sam wel. Hij werd 174e,met een ‘voorsprong’ van maar liefst 15 minuten en 56 seconden op Lars Bak van Lotto Soudal.
De strijd voor dit jaar lag dus helemaal open, en na de eerste bergetappes werd duidelijk dat het dit jaar ging tussen Luke Rowe, teamgenoot van Chris Froome, en Tom Leezer van Team LottoNL-Jumbo.
‘Tijdens de Tour denk je meer aan etappes winnen dan aan de Rode Lantaarn halen. Maar zo gaat het meestal, een renner realiseert zich ’s avonds dat hij laatste staat en denkt: o, dat kan leuk zijn. Maar dat gebeurt alleen in de laatste paar dagen.’
Woorden van Jacky Durand, Rode Lantaarn in de Tour van 1999. In de laatste twee dagen van deze Tour waren er voor Tom Leezer nog genoeg kansen om zijn ‘achterstand’ op Luke Rowe goed te maken. Rowe stond, met nog de tijdrit in Marseille en de aankomst in Parijs voor de boeg, 169e – en laatste – op 4:33:04 van Froome. Leezer stond op plek 168, op 7 minuten en 6 seconden van Rowe.
Zou Tom zich, net als Jacky Durand, hebben gerealiseerd dat, met het oog op de publiciteit en de criteriums in Nederland, de laatste plaats misschien wel interessanter is dan een na laatste?

In 1974 vond er een soortgelijke strijd plaats tussen de Australiër Don Allan en de Italiaan Lorenzo Alaimo. ‘Er moet iemand eerste zijn en iemand laatste’ aldus Allan. ‘Ik zal nooit eerste worden, dus dan kan ik maar beter laatste zijn.’ Allan was in 1974 op weg naar de Rode Lantaarn, maar liep die mis toen Alaimo afstapte en zich langs de weg verstopte om tijd te verliezen en de lucratieve inkomsten van de criteriums binnen te halen.
En in 1976 doet Aad van der Hoek na het uitvallen van zijn kopman Hennie Kuiper iets soortgelijks. De renner van TI-Raleigh staat voorlaatste in het algemeen klassement, boven Luis Uribezubia van Super Ser, die de hele koers al ijverig tijd heeft verloren. In de etappe naar Fleurance laat Aad zich uit het peloton zakken: ‘Een paar kilometer voor de finish ben ik gestopt en heb me achter enkele auto’s verstopt,’ zei hij. ‘Uribezubia kwam langs, ik wachtte een tijdje en ben weer opgestapt.’ Door deze listige ingreep kwam de knecht zonder kopman als laatste aan in Parijs en ontving de bescheiden genoegdoening van de Rode Lantaarn.
Zie je overigens in geen enkele andere sport, verstoppertje spelen in de strijd om de laatste plaats. Een Formule-1 auto achter een stapel banden… Een marathonschaatser – toen er nog natuurijs bestond – achter een sneeuwpop of in een wak…
Verstoppen is vandaag de dag geen optie meer. Luke Rowe zal in zijn oortje op de hoogte worden gebracht door ploegleider Servais Knaven, die eerst de beelden ziet van een demarrerende Tom Leezer, en vervolgens, vanuit de helikopter gefilmd, ziet hoe Tom, uit het zicht van het peloton, de weg verlaat, over een greppeltje springt en zich met zijn fiets achter een van de ronde hooibalen in het weiland verschuilt totdat het peloton voorbij komt.
Leuke televisie, dat wel.

 

Even leek het erop dat Tom het er inderdaad op ging wagen, dat hij voor De Rode Lantaarn ging. In de tijdrit in Marseille was hij anderhalve minuut langzamer dan Luke. Een voorzichtig begin, dat wel, maar goed, het kan natuurlijk ook misgaan. Zoals in 1979, toen de strijd om de Rode Lantaarn ging tussen de Fransman Philippe Tesnière en de Oostenrijker Gerhard Schönbacher. Tesnière, Rode Lantaarn in 1978, kwam aan de start met het voornemen om opnieuw de Rode Lantaarn te winnen, want dankzij het geld dat hij het jaar daarvoor in criteriums had verdiend, had hij niet hoeven terugkeren naar zijn baan als monteur van hoogspanningsmasten. Maar ook Schönbacher had zijn zinnen op de Rode lantaarn gezet. De laatste aanzienlijke horde voor beide mannen was de 21e etappe, een individuele tijdrit van 48,8 kilometer in Dijon. Tesnière stond laatste in het klassement, dus hij moest als eerste vertrekken; Schönbacher stond een minuut boven hem en moest als tweede weg. Om uitsluiting te voorkomen moesten beide mannen gokken wat de winnende tijd zou worden en daar hun eigen tempo op afstemmen, om zo dicht mogelijk tegen de tijdlimiet aan te rijden zonder de onbekende drempel te overschrijden. Schönbacher ging rustig van start. ‘Als je honderd procent geeft verlies je sowieso vijftien minuten, dus kun je beter wat langzamer rijden,’ aldus Gerhard. ‘Maar ongeveer halverwege werd ik zenuwachtig omdat ik dacht dat ik te langzaam was, dus voerde ik het tempo een beetje op.’ Hij trok zich terug in zijn hotel om de rest van het deelnemersveld in de loop van de middag te zien binnenkomen. Helemaal bovenaan stonden Joaquim Agostinho, Knut Knudsen, Gerrie Knetemann, Joop Zoetemelk en ten slotte Bernard Hinault, de nummer één die als laatste zou vertrekken en die de weg zou opvreten om zijn tweede Touroverwinning te bezegelen. Televisiebeelden kunnen wreed zijn: door het vertekende beeld van de telelens schatte Gerhard de laatste honderd meter, die Hinault verslond verkeerd in. Hij dacht dat Hinault dichter bij de finish was dan hij in werkelijkheid was en dat hij, Gerhard, uit koers zou worden genomen. Op de rand van zijn bed wachtte hij de aankondiging van de tijdlimiet af. Hinault voltooide het parcours van 48,8 kilometer in een uur, 8 minuten en 53 seconden; Gerhard was 12 minuten en 59 seconden langzamer, maar 30 seconden veilig; Tesnière was 53 seconden te traag. Hij had zich misrekend en werd uit koers genomen.

Gerhard Schönbacher was de Rode Lantaarn van 1979, en werd dat ook in de Tour van 1980.

Goed, hoe kom Tom Leezer na de tijdrit de resterende vijf minuten en 36 seconden achterstand op Luke Rowe in Parijs kwijtraken? Ik dacht aan een onfortuinlijk mankement aan zijn fiets in de laatste kilometers naar de finish op de Champs-Elysees. Dat neemt zo vijf minuten in beslag… Ook wel mooi, om op de laatste dag de Rode Lantaarn te pakken. Luke Rowe zal het niet hebben zien aankomen. Bovendien waren er waarschijnlijk stalorders: Team Sky was leider in het ploegenklassement en Rowe moest samen met zijn winnende team en naast Froome in het geel over de finish in Parijs komen…
Zo deed Jacky Durand het ook in 1999. Hij was met Pascal Deramé, een ploegmaat van Lance Armstrong, in ‘gevecht’ voor de laatste plaats. Durand stond laatste, op een minuut van Deramé, en om er zeker van te zijn dat hij als Rode Lantaarn in Parijs aankwam, liet Durand zich in de achttiende etappe – van Jonzac naar Futuroscope – met nog zeven kilometer te gaan uit het peloton zakken. Hij wist dat Deramé dat niet kon doen omdat hij voorin moest blijven om Armstrong bij te staan. ‘Ik stond bijna stil. Ik dacht, bof, beter laatste dan een na laatste.’ Durand ‘won’ nog eens twee minuten op Deramé en stelde zijn laatste plaats veilig.
De tunnel onder het Louvre door, daar kon Tom Leezer zijn slag slaan. Ik zag het helemaal voor me: in de laatste rondgang over de Champs-Elysees valt Tom in de tunnel stil met een defect aan zijn versnellingsapparaat… Iets met zijn ketting… Het peloton dendert voort. Niemand die hem nog opmerkt. Lopend komt Tom even later de tunnel uit, hij ziet recht voor zich het vergulde beeld van Jeanne D’Arc te paard op het Place des Pyramides, en hij stopt nog een keer, rommelt wat aan zijn achterwiel, stapt weer op en rijdt, genietend van het juichende publiek in de Rue de Rivoli en op het Place de la Concorde, op zijn gemak de Champs-Elysees op, om na drie weken hard werken triomfantelijk en trots de finishlijn te passeren – met zijn armen in de lucht, vanwege de overwinning van Dylan Groenewegen, maar ook omdat hij alsnog Rode Lantaarn is geworden…

En even leek het erop dat het ook precies zo ging lopen! Tom liet zich in de laatste ronde nog voor de tunnel door het peloton zakken en verdween uit beeld. En terwijl de sprint door Dylan Groenewegen zelf in gang werd getrokken, reed Tom Leezer pas de tunnel in. Die beelden zijn er niet. Reed Tom alleen onder het Louvre door? Riep hij echo, echo, echo, gewoon, uit ontlading vanwege het feit dat hij voor de vierde keer Parijs had gehaald?
Groenewegen won. Luke Rowe zat zoals te verwachten met Team Sky in het peloton, dat in dezelfde tijd als de winnaar finishte.

Het wachten op Tom begon.

En op zijn achterstand.

Twee minuten verstreken. Bodnar kwam binnen. En… vlak daarachter was Tom al… Waarom? Waarom was hij niet, net als Laurens ten Dam, die op bijna vijf minuten van Groenewegen finishte, op zijn gemak naar de finish gereden? Hij had het toch al laten lopen. Waarom niet in het gezelschap van Pierre Latour op zes minuten binnengekomen? Was hij zich er niet van bewust dat hij Rode Lantaarn kon worden? Of schaamde hij zich voor deze titel? In dat geval zou ik hem graag het boek van Max Leonard cadeau doen. Hij zal beseffen dat schaamte niet bij De Rode Lantaarn hoort, integendeel, het kent een rijke traditie en herbergt heroïsche verhalen: De Rode Lantaarn is een ereprijs van louter goede renners. Geen enkele naam misstaat in die rijke geschiedenis van de Tour de France. Van Arsène Millochau in 1903 tot en met Luke Rowe in 2017.

Tom Leezer. Een na laatste in de Tour van 2017. Zonde. Knap, natuurlijk, dat staat buiten kijf. Maar zonde.

Bron Tourgeschiedenis: De Rode Lantaarn – De laatste man in de Tour de France,
Auteur: Max Leonard
Uitgeverij: Oevers
Verschijningsdatum: 2017

 

 

DE RODE LANTAARNS 1903 – 2017
1903 Arsène Millochau (Fra)
1904 Antoine de Flotrière (Fra)
1905 Clovis Lacroix (Fra)
1906 Georges Bronchard (Fra)
1907 Albert Chartier (Fra)
1908 Henri Anthoine (Fra)
1909 Georges Devilly (Fra)
1910 Constant Collet (Fra)
1911 Lucien Roquebert (Fra)
1912 Maurice Lartigue (Fra)
1913 Henri Alavoine (Fra)
1914 Henri Leclerc (Fra)
1915-18 geen Tour vanwege WO II
1919 Jules Nempon (Fra)
1920 Charles Raboisson (Fra)
1921 Henri Catelan (Fra)
1922 Daniel Masson (Bel?)
1923 Daniel Masson (Bel?)
1924 Victor Lafosse (Bel)
1925 Fernand Besnier (Fra)
1926 André Drobecq (Fra)
1927 Jacques Pfister (Fra)
1928 Edouard Persin (Fra)
1929 André Léger (Fra)
1930 Marcel Ilpide (Fra)
1931 Richard Lamb (Aus)
1932 Rudolf Risch (Dui)
1933 Ernst Neuhard (Fra)
1934 Antonio Folco (Ita)
1935 Willi Kutschbach (Dui)
1936 Aldo Bertocco (Fra)
1937 Aloyse Klensch (Lux)
1938 Janus Hellemons (Ned)
1939 Armand Le Moal (Fra)
1940-46 geen Tour vanwege WO II
1947 Pietro Tarchini (Zwi)
1948 Vittorio Seghezzi (Ita)
1949 Guido De Santi (Ita)
1950 Fritz Zbinden (Zwi)
1951 Abdel-Kader Zaaf (Alg)
1952 Henri Paret (Fra)
1953 Claude Rouer (Fra)
1954 Marcel Dierkens (Lux)
1955 Tony Hoar (GB)
1956 Roger Chaussabel (Fra)
1957 Guy Million (Fra)
1958 Walter Favre (Zwi)
1959 Louis Bisiliat (Fra)
1960 José Berrendero (Spa)
1961 André Geneste (Fra)
1962 Augusto Marcaletti (Ita)
1963 Willy Derboven (Bel)
1964 Anatole Novak (Fra)
1965 Joseph Groussard (Fra)
1966 Paolo Manucci (Ita)
1967 Jean-Pierre Genet (Fra)
1968 John Clarey (GB)
1969 André Wilhelm (Fra)
1970 Frits Hoogerheide (Ned)
1971 Georges Chappe (Fra)
1972 Alain Bellouis (Fra)
1973 Jacques-André Hochart (Fra)
1974 Lorenzo Alaimo (Ita)
1975 Jacques Boulas (Fra)
1976 Aad van den Hoek (Ned)
1977 Roger Loysch (Bel)
1978 Philippe Tesnière (Fra)
1979 Gerhard Schönbacher (Oos)
1980 Gerhard Schönbacher (Oos)
1981 Faustino Cueli (Spa)
1982 Werner Devos (Bel)
1983 Marcel Laurens (Bel)
1984 Gilbert Glaus (Zwi)
1985 Manrico Ronchiato (Ita)
1986 Ennio Salvador (Ita)
1987 Mathieu Hermans (Ned)
1988 Dirk Wayenberg (Bel)
1989 Mathieu Hermans (Ned)
1990 Rodolfo Massi (Ita)
1991 Rob Harmeling (Ned)
1992 Fernando Quevedo (Spa)
1993 Edwig Van Hooydonck (Bel)
1994 John Talen (Ned)
1995 Bruno Cornillet (Fra)
1996 Jean-Luc Masdupuy (Fra)
1997 Philippe Gaumont (Fra)
1998 Damien Nazon (Fra)
1999 Jacky Durand (Fra)
2000 Olivier Perraudeau (Fra)
2001 Jimmy Casper (Fra)
2002 Igor Flores (Spa)
2003 Hans De Clercq (Bel)
2004 Jimmy Casper (Fra)
2005 Iker Flores (Spa)
2006 Wim Vansevenant (Bel)
2007 Wim Vansevenant (Bel)
2008 Wim Vansevenant (Bel)
2009 Yauheni Hutarovich (Blr)
2010 Adriano Malori (Ita)
2011 Fabio Sabatini (Ita)
2012 Jimmy Engoulvent (Fra)
2013 Svein Tuft (Can)
2014 Ji Cheng (Chn)
2015 Sébastien Chavanel (Fra)
2016 Sam Bennett (Ier)
2017 Luke Rowe (GB)

Martijn Couwenhoven
Laatste berichten van Martijn Couwenhoven (alles zien)