Als een kogel op een knikkerbaan stoof Tom Pidcock naar beneden. Tussen de Toscaanse groene heuvels, die zomaar van een bureaubladachtergrond leken weggeplukt, reed hij steeds verder weg van de twee renners achter hem. Dat hij over een weg van losliggend grind fietste, leek hem niet te deren. Dat het steil naar beneden ging, hij tegen de zeventig kilometer per uur reed en spoedig een scherpe bocht naderede: evenmin. Een camerashot vanaf de motor toonde hoe zijn achterwiel weggleed over het grind terwijl hij met een rotgang door de bocht reed, slechts één slippertje verwijderd van een tuimelpartij in het ravijn.
Toen ik daags na de Strade Bianche eenzaam over een druilerig industrieterrein fietste, schoot dat beeld weer door mijn hoofd. In de verte, net voorbij een schimmig autoverhuurbedrijf, verdween het peloton uit zicht. Het was grauw, regende lichtjes en ik was zojuist gelost in een trainingskoers omdat ik niet door de bocht durfde te rijden.
Al tijdens het warmrijden had ik zenuwachtig naar het natte asfalt geloerd. Ik was bang voor een glijpartij en reed daarom in elke bocht een paar meter achter mijn voorganger. Het kostte me kracht, maar leverde gemoedsrust op. Mijn zelfvertrouwen steeg gestaag, totdat een renner voor me ineens weggleed. Ik moest uitwijken, kon een valpartij over de stoeprand ternauwernood voorkomen en raakte mijn zorgvuldig opgebouwde zelfvertrouwen meteen weer kwijt. De afstand tussen mijn wiel en die van mijn voorganger groeide na elke bocht, net zo lang totdat die te groot werd om te overbruggen.
Sommigen beweren dat een koers wordt gewonnen door de renner met de beste benen, de sterkste ploeg of slimste koerstactiek. Maar terwijl ik langs de loodsen van verfmengfirma’s en montagebedrijven reed, besefte ik dat angst misschien nog wel een belangrijkere factor is.
Tom Pidcock won de Strade Bianche omdat hij geen angst had. Tuurlijk: de Brit is ook belachelijk getalenteerd, trapte de longen uit zijn lijf en beheerst zijn fiets als geen ander, maar toch konden zijn achtervolgers hem vooral niet bijhouden omdat hij als een kamikaze de afdalingen indook. Pidcock leek niet bang om te vallen, zag geen gevaren of negeerde ze doelbewust. Anders geformuleerd: Pidcock won omdat hij knettergek is.
Het niveau van Pidcock ga ik nooit bereiken. Überhaupt een niveau hoger dan de kelderklasse waarin ik nu koers niet, als ik realistisch ben. Maar misschien, als ik durf te dromen, hard werk en een beetje geluk heb, zit een ereplaats in – ik zeg maar wat – de Ronde van Bemmel er wellicht ooit in. Althans, mits ik door een bocht heen durf.
Er zit dus maar een ding op. Volgende week zoek ik een mooie rotonde uit en ga ik een uur lang rondjes rijden, net zo lang totdat mijn angst is verdwenen. En totdat ik knettergek ben. Net zo knettergek als Tom Pidcock.