Een regenboogtrui verleent je eeuwige roem. Zelfs al oogt de rest van je carrière mager (dag, Harm!). Maak je het palmares op van kampioenen, dan is het ontbreken van een wereldtitel een pijnlijke lacune. Dit is een top 5 van gemiste kansen… en evenveel mooie namen. Een troost voor Alejandro Valverde?
5. Gino Bartali
Bartali had in 1948 zeven Tourritten gewonnen plus het eindklassement. In Valkenburg was hij, samen met Fausto Coppi, superfavoriet. Maar de twee Italianen gunden elkaar het licht in de ogen niet – en dus stapten ze maar af. De koers was nog niet eens halfweg. ‘Dank u wel,’ zei Briek Schotte.
4. Raymond Poulidor
De Eeuwige Tweede was op wereldkampioenschappen nog net iets vaker Eeuwige Derde. Poulidor haalde brons in 1961, 1964 en 1966. Op zijn 38e kwam Poupou nóg dichterbij. In Montreal (1974) zat hij waar hij moest zitten: méé in de beslissende ontsnapping en in het wiel van Merckx. Maar de Kannibaal schudt een beestachtige sprint uit de benen: Poulidor strandt op twee tellen van de trui.
3. Jacques Anquetil
Anquetil had zich in 1966 in de juiste vlucht gemanoeuvreerd, waar ook Rudi Altig aansluiting kon vinden. Maar op de Nürburgring maakte Altig er, voor het thuispubliek, een héél lange sprint van. Anquetil vluchtte na de aankomst meteen naar zijn hotel en kreeg daar van de UCI een geldboete voor. Altig van zijn kant mocht, ongestraft, een plasje weigeren voor de dopingcontrole. Andere tijden… Wat dan wél heel modern aandoet: veel kranten suggereerden dat Altig de titel gekocht had van Anquetil. De twee kenden elkaar door en door: ze waren oud-ploegmaats en hadden samen nog de Trofeo Baracchi gewonnen.
2. Seán Kelly
King Kelly was haast onklopbaar in eendagswedstrijden. Toch werd hij nooit wereldkampioen. Best moeilijk ook, als je voor Ierland uitkomt. In Goodwood (1982) liep alles perfect. Maar op een Gilbert-finish komt Beppe Saronni als een perfect getimede springveer uit het pak. Brons voor Kelly. In Chambéry (1989) is Kelly 33. Op een zwaar en nat parcours stijgen zijn kansen. In de laatste kilometers vindt hij aansluiting bij de kopgroep. Maar Greg LeMond is oppermachtig. Hij grijpt Fignon, hij grijpt Rooks, hij grijpt Fignon nóg eens. In de laatste kilometer zit Kelly in de ideale positie, maar draait een kabouterverzetje in de sprint. LeMond vloert iedereen. Kelly is wéér derde.
1. Roger De Vlaeminck
De Vlaeminck had in 1975 een superieur seizoen gereden: winst in Parijs-Roubaix, Zurich, 7 ritten in de Giro, eindwinst in de Ronde van Zwitserland, Tirreno-Adriatico… Yvoir zou de kers op de taart worden. De legende wil dat De Vlaeminck zijn eigen kansen de nek omwrong met een mopje. “We zijn maar met elf-en-een-half”, grapte hij, waarbij hij verwees naar Lucien Van Impe. Van Impe, niet bepaald een reus, was gekrenkt. En in de finale weigerde dat halve manneke koppig om het gat op Kuiper te dichten. De Belgische ploeg hing sowieso als los zand aan elkaar. Op het podium, met op de achtergrond bucolisch grazende koeien, stond de treurigste mens aller tijden. Roger De Vlaeminck werd wel wereldkampioen… in het veldrijden – en dat blijft voor eeuwig knagen.
- Top 5: Nooit in de regenboog - 02/10/2013
- Het probleem van Bauke Mollema - 17/07/2013
- De eeuwigdurende rustdag - 08/07/2013
Mooi lijstje. Net als bij de Nobelprijs literatuur: als je daar eens nagaat wie ‘m NIET heeft gewonnen…
@Tim Klopt! En ik zie De Vlaeminck in de rol van Hugo Claus: een rastalent dat op alle vlakken uitblonk. En achter die enorme eigendunk schuilde wellicht een onzeker jongetje.
Misschien kan het nog, maar absolute koploper qua podiumplaatsen, zonder goud: valverde…
Past Zabel misschien ook niet in dit rijtje?