‘Dames en heren, een warm welkom voor onze Nederlandse vrienden die het Malinese wielrennen gaan helpen de komende jaren.’ De presentator gehuld in grijze wielerbroek met bretels en een oude helm instrueert de muziekkapel om een nummer voor ons te spelen. Twintig agenten brengen een hoempapadeuntje ten gehore terwijl ‘madame la Ministre du Tourisme et des Artisanes’ ons vriendelijk toeknikt. We wachten op de eerste doorkomst van het peloton op de Boulevard de l’Independance. 55 renners betwisten vandaag het Malinees kampioenschap.
Het waren er 56. Maar gisteren viel er bij de tijdrit al één uit. De koersarts constateerde malaria. Kampioenschap in duigen, renner in tranen. En de tropische ziekte is slechts één van de uitdagingen die de koersende Malinees moet overwinnen. Gebrek aan deugdelijk materiaal kan net zo goed roet in het eten gooien.
De betere renners hebben een officieel teamtenue en eenvoudige aluminium fietsen van een jaar of tien oud. De rest moet het doen met een allegaartje van elders afgedankte kleding en tweewielers.
Onze sympathie gaat meteen uit naar een serieuze jongeling die niet met wielerschoenen rijdt, maar met voetbalkicksen inclusief noppen. Eén roze, met touw vastgebonden aan zijn pedaal en de andere wit, gestoken in een ouderwetse toeclip. Hoewel zijn veel te grote shirt als een soort miniparachute werkt, slaagt hij erin de vierde plaats te bemachtigen. Vandaag komt hij er in de tweede etappe echter niet aan te pas. Als het peloton na 110 km voor het eerst aan onze luifel voorbij komt, ligt hij al ver achter. De afstand eist zijn tol.
Mijn vriend Jackorie Sangare zit in een ontsnapping van twee. Tien plaatselijke rondes van twee kilometer elk blijft hij in een zwaar verzet op kop jakkeren. Zijn concurrent eet vakkundig zijn bordje leeg om in de laatste 50 meter uit zijn wiel te springen en de dagzege te pakken. Afgesproken werk zo lijkt het, want aangezien Jackorie gisteren de tijdrit won, is hij met zijn tweede plaats de nieuwe kampioen van Mali.
Er volgt een zeer uitgebreide huldigingsceremonie. Om te beginnen worden de beste tien van de tijdrit naar voren geroepen. En daarna ik. Zonder waarschuwing vooraf, blijk ik de prijs aan de nummer 10 uit te mogen reiken. Een rondemiss geeft me een envelop met daarin 2.500 CFA (omgerekend € 4,-). Ik feliciteer de jongen met zijn prestaties, terwijl een batterij aan camera’s en telefoontjes de zaak registreert.
Het uitdelen der prijzen en gelukwensen neemt meer dan een uur in beslag. Zo’n beetje iedereen op de eretribune blijkt official van de een of de andere instantie of sponsor. Ook mijn vriendin en mijn Nederlandse wielervriend krijgen als internationale gasten de beurt. Het prijzengeld bedraagt in totaal zo’n € 900,-. De minister zegt op het laatste moment nog € 750,- toe voor het repareren van de fietsen. Een druppel op de gloeiende plaat, maar een sympathiek gebaar.
Jackorie pakt in totaal € 175,-, ongeveer vier keer het Malinese minimumloon. ‘Ja mensen,’ brult de presentator tevreden, ‘het fietsen is DE sport waarin een arme jongen een rijk man kan worden.’
- Voorpublicatie: Hallo mijn slaaf, alles goed? – over koersen in Mali - 07/09/2016
- Op bezoek bij een ‘big man’ - 15/10/2014
- Une chanson pour nos amis néerlandais - 29/09/2014
Geweldig om te lezen. Fietsen is dé volkssport bij uitstek (die voetballers verbeelden zich maar wat), en dit lijkt me daar een mooi voorbeeld van. Lijkt me interessant om over X jaar te zien hoe de Afrikanen meekomen, aangezien zij toch dominant zijn in de meeste duursporten. Het begint al te komen met MTN. Ben benieuwd!