Wanneer ben je als renner echt helemaal vergeten? Een hele slechte geweest zijn, en al jaren dood. Dat helpt. Of als er op de meest uitzichtloze decemberdag over je geschreven wordt.
Frans Dictus was geen slechte. Hij was Koning van de Kermiskoers. Dat is Gilbert of Contador nooit gelukt.
In het onvolprezen Centrum Ronde van Vlaanderen in Oudenaarde stond tijdelijk de peuterhoge, protserige koperen beker van de koning tentoongesteld. Zo maken ze die niet meer. Net als de winnaars ervan. In hun met steenkolen verwarmde krappe kot was er amper plaats voor zo’n gedrocht. Fietsen deden ze vooral om de armoede te ontvluchten, hun roem reikte vaak niet verder de provincie West-Vlaanderen.
En daarom zal binnenkort niemand meer weten wie Frans Dictus was, veelwinnaar in de jaren ’30. Hij won nooit een grote klassieker en z’n eerste en enige Tour duurde maar vier etappes.
Nu zou je daar nog moeiteloos vijftigduizend treffers mee scoren op Google. Maar de zoekmachine begint bij zijn naam spontaan te kraken. Net als de laatst bewaarde koersfiets van De Sooi, Francois op z’n Vlaams. Waar zou die ooit gebleven zijn?
De zolder is al jaren geleden leeg geruimd, behalve die beker gaf de vrouw van z’n zoon alles aan verzamelaars. Weg ermee. Digitale naslagwerken zijn er niet, alleen een paar vergeelde krantenberichten. Hoe morsdood kan een renner zijn? Amper een generatie geleden nog riepen ze spontaan ha die Sooi! als hij over straat liep, in Kalmthout en omgeving.
Supporters die inmiddels nog naamlozer overleden zijn.
Bedankt, zie ik u twitteren, voor het nog eens uitleggen van het principe der vergankelijkheid. Die ik dan weer zou counteren met: wijsneus, roep liever al je 3816 volgelingen op (die types die jou nooit eens bellen om te vragen hoe het met je gaat eigenlijk, die ja) om spontaan weblogs en discussiefora aan te maken waarin de heldendaden van Frans Dictus nog eens breed uitgemeten worden. Fuck de sterfelijkheid.
Niet dat Dictus het type was om de algehele vooruitgang eens een duwtje in de rug te geven. In 1994 kreeg hij -86 jaar oud- een fatale adervernauwing rond de hartstreek, tijdens een potje kaarten. Net toen hij bezig was een medespeler geduldig de spelregels nog eens uit te leggen. Vissen deed hij ook graag. Het liefst in een iets te strakzittend wielervestje van vroeger.
Maar niemand die nog het geheim van Dictus verklaren kan voor het nageslacht. Waarom hij na zijn actieve carrière kennelijk niets meer met de koers te maken wilde hebben, hij zijn zoons zelfs verbood ooit op een racefiets te kruipen.
Z’n inmiddels bejaarde zoon Willy heeft hem nooit durven vragen waarom hij de koers op amper 30-jarige leeftijd vaarwel zei. Waarom hij als kleine jongen één keertje meeging naar de Zesdaagse van Antwerpen, maar verder nooit een koers zag van dichtbij. Zijn vader was alleen nog met fietsen bezig in hun fietsenzaak, die later verkocht werd.
Willy was liever met auto’s bezig: ‘wat is er nou aan een fiets te sleutelen?’
Als buitenstaander zou je de oorlog als stoorzender voor zijn carrière kunnen noemen, maar dat klopt volgens Willy niet. Zijn met koersgeld verdiende auto -een van de weinige in het dorp- wist hij op tijd te verkopen, nog voordat de Duitsers die in beslag zouden nemen. Dat geld kon hij mooi in de fietsenzaak steken.
‘Koersen is een beestenstiel.’ Daar moesten de jongens het mee doen. Op straat zagen ze hoe populair papa Frans altijd gebleven was, hij genoot in stilte van alle aandacht.
Tien kermiskoersen winnen in één jaar. Generaties later zullen ze er wat meewarig bij knikken: Schinnen, Gingelom, Mariabrug.
Jaja.
Natuurlijk had je toen al Rondes van Vlaanderen, of marathonwedstrijden die amper in één etmaal pasten, ook allang verdwenen. Maar een reputatie opbouwen deden ze in dorpscriteriums, de kermiscoureurs. Verder was er niks.
Een citaat uit het Vlaamse Sportrevue. 17 juni 1934, vlak voor de Tour:
‘Hij won 5 baankoersen en nog meer eereprijzen en….in de Ronde zal hij verrassen. Renners in superform kunnen alles.
Dictus zal zoo goed klimmen als gelijk wie. Hij vertrekt niet met de pretentie de Ronde te winnen, maar wel om er schoon werk in te leveren! Dat zal hij!’
Al in de vijfde etappe geeft Dictus op, om nooit meer terug te keren in Frankrijk. Hij koerste niet graag ver van huis.
Heimwee als reden van opgave? Ook al niet meer goed te achterhalen. Soms sterft informatie in het hoofd van de laatste getuigen.