Claudio Chiappucci begon ooit als eendagsvlieg. Puur toeval was het, dat hij in de Tour van 1990 in het geel kwam te rijden.
De koers was nog nauwelijks op gang geschoten of vier man maakten zich in hoog tempo los uit het peloton. Het was meteen de goede ontsnapping. Die renners waren: Frans Maassen, Ronan Pensec, Steve Bauer en Claudio Chiappucci.
Gedegen renners, geen kanshebbers voor het eindklassement.
De renners hielden aan de finish een voorsprong van tien minuten over op het peloton. Maassen won de etappe, Bauer kreeg het geel.
Na Bauer kreeg Pensec het. En toen die door het ijs zakte, was Claudio Chiappucci aan de beurt. Zo mochten ze allemaal eventjes ruiken aan de roem.
Tot die tijd had Claudio Chiappucci vooral bekendheid vergaard als hoofdrolspeler in een tragische anekdote. Gretig vertelden journalisten en schrijvers hun lezers het verhaal van zijn vader Arduino, die tijdens de Tweede Wereldoorlog gelegerd was geweest in Ethiopië. Daar, in de hitte van de barakken, was Arduino Chiappucci innig bevriend geraakt met een magere jongen met een haviksneus. Samen sliepen ze op de grond en met z’n tweeën deelden ze een kom waarin het soldatenvoer werd geserveerd.
Daar, onder de brandende Afrikaanse zon, werden Arduino en Fausto Coppi vrienden voor het leven.
Dat verhaal kreeg de jonge Claudio Chiappucci steeds weer te horen als hij zijn vader naar zijn vriendschap met de grootste Italiaanse wielrenner ooit vroeg. Arduino vertelde het hem keer op keer, in geuren en kleuren. Uit zijn woorden klonk zoveel bewondering, zoveel diepgevoeld respect voor die man die ruim twee jaar voor de geboorte van Claudio stierf in Opper-Volta, dat hij zelf ook maar eens een poging op een oude racefiets waagde.
Aangemoedigd door papa Arduino begon hij met het rijden van wedstrijdjes. Hij was geen natuurtalent, maar wel gezegend met een ongelofelijk doorzettingsvermogen.
Het seizoen 1985 werd zijn eerste als prof, hij had zich met verve door de amateurrangen heengeworsteld. De ernstig zieke vader kon zijn geluk niet op, hij kon niet wachten zijn zoon in de bandensporen van zijn grote vriend Coppi te kunnen zien treden.
Claudio debuteerde in de Trofeo Laigueglia, openingskoers in Italië. Nauwelijks vijftien uur later overleed zijn vader.
Dat verhaal, dat vertelden commentatoren altijd graag als Chiappucci eens in beeld reed. Vaak gebeurde dat toch niet, want in die eerste jaren was de Uboldees een onbeduidende renner.
Het jaar 1990 werd zijn grote doorbraak. Vóór de Tour had hij al het bergklassement van de Giro gewonnen door eindeloos aan te vallen in de bergen.
Zijn nieuwe dokter, Conconi, stond innig tevreden aan de finish. Zijn onorthodoxe trainingsmethoden wierpen nog sneller vruchten af dan verwacht.
In die Tour van 1990 duurde het tot de slottijdrit alvorens Chiappucci het geel moest afstaan aan LeMond. Hij had gestreden, hij had aangevallen, hij had zijn huid duurder verkocht dan iemand hem ooit waard had geacht, en hij had de harten van de Italiaanse supporters gestolen.
Toch was de heersende gedachte: leuk, zo’n jongen, mag ook een keer voorin rijden. Voor een keertje.
Een jaar later bleek dat Chiappucci, ondanks zijn gevorderde leeftijd, een blijvertje was in de top. Hij won Milaan-Sanremo na een bizarre solo, won de Ronde van het Baskenland, reed de hele Giro voorop en won een etappe én de bolletjestrui in de Tour.
Niet gek, voor een eendagsvlieg.
Het was in dat jaar dat zijn moeder, de devoot katholieke Renate een internationale bekendheid werd door haar talent voor hysterie aan de finish van grote wedstrijden. Ze bad iedere dag voor haar zoon, en dat zou ze blijven doen. Claudio woonde toen nog bij haar thuis, in Ubaldo, op de bovenverdieping. Samen met z’n vrouw.
Of het de gebeden van mama waren, of de wetenschappelijke kennis van Professore Conconi; dat durfde Claudio
niet met zekerheid te zeggen.
In 1992 won hij nogmaals de bergtrui in de Tour. Veel belangrijker was het dat hij de dertiende etappe won, de etappe naar Sestriere. Italiaans grondgebied, precies vijftig jaar nadat Fausto Coppi op die berg had gezegevierd.
Het was de koninginnerit van die Tour. Vijf loodzware beklimmingen, in hoog tempo na elkaar opgediend.
Claudio vertrok op de eerste klim, en kreeg een sliert renners achter zich aan.
Steeds vielen er renners af.
Totdat hij uiteindelijk alleen overbleef.
Alleen tegen de stijginspercentages en de hitte.
En een aanstormend peloton, onder leiding van de ploeg van gele trui Indurain.
Een ongelijke strijd.
In de laatste kilometers vóór het skistation stonden duizenden Italianen al een hele dag op hun nieuwe held te wachten. Toen hij langskwam, schrokken ze: Claudio zwalkte als een dronken zeeman van links naar rechts over de weg. Ze schreeuwden in zijn oor, ze duwden tegen zijn billen, ze trokken aan zijn armen, ze versperden de weg voor de cameramotors; net zo lang tot de stijging afnam en het doek van de finish in zicht kwam. De laatste 25 meter blies hij talloze kushandjes naar het publiek dat hem over de berg gesleept had.
Toen hij over de finish kwam, huilden de Italianen van geluk. Het was een vijftig jaar oud gehuil.
Na die top op Sestriere volgde nog een prachtig jaar in 1993. Daarna ging het plotseling vooral nog bergaf met Claudio Chiappucci. Hij werd in verband gebracht met systematisch epo-gebruik, zijn dokter werd ‘moreel schuldig’ bevonden, Chiappucci gaf toe, trok zijn bekentenis weer in en stopte in 1997 met koersen. Het was een afscheid in stilte.
Zo werd Claudio Chiappucci de langst levende eendagsvlieg aller tijden.
- Voorpublicatie ‘Fietsen om niet aan te komen’ van Frank Heinen - 30/04/2021
- Vergeten wielrenner: José Beyaert - 20/04/2021
- Vergeten wielrenner: Rebecca Twigg - 01/04/2021