Soms lopen sporen dood. Mensen kunnen besluiten dat ze niet gevonden willen worden, dat ze langzaam willen oplossen in hun eigen geschiedenis.
Neem Armand de las Cuevas. Zijn sporen waren overal, zijn leven bevond zich in het middelpunt van dat van talloze anderen.
Armand de las Cuevas was een ster. Sterren kunnen over het algemeen hun sporen niet uitwissen, al doen ze nog zo hun best.
De las Cuevas wel. Het laatste spoor van hem dateert van 2009. Op het eiland Réunion, een vlekje Frankrijk ten oosten van Madagaskar. Daar, midden in de oceaan, houden de sporen op.
Armand wil niet fietsen. Zijn vader fietste, zijn oudere broers fietsen, maar hij niet. Zijn interesse ligt bij andere zaken. Karate bijvoorbeeld. Of gewoon zomaar een potje knokken.
De zelfkant oefent een ongelooflijke aantrekkingskracht uit op de jonge Armand.
Zijn Spaanse vader ziet het niet, of hij wil het niet zien. De las Cuevas sr. ziet maar één ding in zijn opstandige jongste zoon en dat is een zeldzaam fysiek talent om te doen wat de andere mannen in de familie nooit zullen kunnen: professioneel wielrenner zijn. Het lichaam van Armand is een lot uit de loterij, voor wie geïnteresseerd is in de hoofdprijs tenminste.
Gedwongen wordt Armand lid van een wielerclub. Het vermoeden van zijn vader blijkt bewaarheid: wanneer hij fietst, druipt de klasse er langs alle kanten vanaf.
Eenmaal van de fiets reageert de jongen de huiselijke dwang af. Zijn kracht is in kleine kring al legendarisch, net als zijn opvliegendheid.
Wanneer hij dertien is, wordt hij uit huis geplaatst. Een serie kleine en minder kleine vergrijpen doet hem in de jeugdgevangenis belanden. Zijn vader, die nog altijd in de veronderstelling verkeert dat hij alles voor zijn zoon heeft overgehad, trekt zijn handen definitief van zijn jongste af.
Na zijn detentie zwerft De las Cuevas een tijdje doelloos door het leven. Fietsen doet hij nauwelijks nog. Dan ontmoet hij een meisje.
Verkering. Zwanger. Trouwen.
Nog vóór hij stemgerechtigd is, heeft Armand de las Cuevas al een vrouw en een kind. Om geld in het laatje te brengen, klimt hij weer op de fiets. Zijn talent heeft nauwelijks onder zijn levenswandel te lijden gehad; binnen no-time rijdt hij weer tussen de top in zijn leeftijdscategorie, en ervóór. Het succes maakt hem gelukkig, het geeft hem de eigenwaarde die hem dankzij zijn opvoeding altijd ontbroken heeft.
De liefde voor de fiets bloeit als nooit tevoren, die voor zijn vrouw echter dooft langzaam uit.
Op zijn twintigste heeft Armand de las Cuevas een profcontract bij het Spaanse Reynolds van José-Miguel Echevarri én een scheiding op zak.
Bij Reynolds bereidt men zich dan al voor op de zorgvuldig georkestreerde doorbraak van Miguel Indurain. De las Cuevas wordt aangetrokken als zijn potentiële meesterknecht, zijn luitenant.
Armand is echter een geboren generaal. Hij is ook een bom die door de minste tegenslag tot ontploffing kan worden gebracht. Dat gebeurt in 1992.
De las Cuevas rijdt voor de eerste keer de Tour de France, de Reynolds-ploeg is inmiddels omgedoopt in Banesto. De wereld maakt zich op voor een langdurige heerschappij van de duffe winnaar van vorig jaar, Indurain.
In de negende etappe dient Induraín zijn slag te slaan. Het is de tijdrit Luxemburg-Luxemburg, over een afstand van 65 kilometer. De vraag is niet óf Induraín zal winnen, maar met hoeveel verschil.
Echevarri drukt alle andere Banesto-renners op het hart toch vooral zo kalm mogelijk te rijden, ze zullen hun krachten nog hard nodig hebben om de verwachte gele trui te verdedigen.
Induraín verplettert de concurrentie. Alle andere renners hebben meer dan drie minuten langer nodig om het parkoers te voltooien dan de man uit Pamplona.
Tweede die dag wordt… Armand de las Cuevas.
Enkele dagen later zal De las Cuevas op Alpe d’Huez buiten tijd eindigen. Er volgt een hevige ruzie tussen de renner en zijn ploegleider Echevarri. In de lobby van het hotel vliegen de gespierde Fransman en de tanige Spanjaard elkaar tot tweemaal toe naar de keel.
De renner rijdt nog één jaar in Spanje, tot groot verdriet van eigenlijk iedereen.
Het einde van zijn carrière in het land van zijn vader naakt.
De legendarische Franse ploegleider Cyril Guimard vist de heetgebakerde jongen op en geeft hem een contract bij Castorama. Guimard heeft een grenzeloos vertrouwen in Armands capaciteiten én in zijn eigen vermogen om te gaan met moeilijke karakters.
Armand woont inmiddels weer in Frankrijk. Hij is ingetrokken bij zijn vriendin, een mevrouw van 54. Ze is de moeder van ex-wielerprof Francis Castaing.
Guimard ziet er geen problemen in; iedere renner heeft immers een moederfiguur nodig. Pas als hij De las Cuevas vraagt of hij eens op bezoek kan komen, begint hij te twijfelen. De renner laat niemand in de nabijheid van zijn persoonlijk leven.
De sport is de sport, daarbuiten moeten ze hem met rust laten.
Met de loopbaan van Armand gaat het inmiddels steeds beter. In de Giro van 1994 wint hij de tijdrit, en bovendien wint hij de Ronde van Burgos (inclusief twee etappes) én de Classica San Sebastián.
En dan is het opeens afgelopen. Zeges worden steeds incidenteler, de ploegen waar hij voor rijdt worden steeds kleiner.
Zijn relatie met Mme Castaing raakt uit. Hij verdwijnt zelfs een halfjaar van de aardbodem, om even plotseling weer op te duiken.
Er zijn berichten over smokkel van illegale medicijnen.
Niemand weet er het fijne van.
In 1998 duikt hij nog één keer op aan het front. Met overmacht schrijft hij de Dauphiné Libéré en de Route du Sud op zijn naam, de twee belangrijkste Franse voorbereidingskoersen vóór de Tour.
In de Tour is hij echter weer verdwenen. Om nooit meer terug te keren. Waar zijn leven hem sindsdien allemaal heeft gevoerd? Niemand die het weet.
In 2006 staat er plotseling een berichtje in enkele regionale kranten in Frankrijk. ‘De las Cuevas betrapt op doping’.
Zijn mislukte poging tot een comeback op 38-jarige leeftijd heeft geen enkel medium gehaald, de blamage van de positieve test veroorzaakt nauwelijks meer opschudding.
Een journalist weet te melden dat De las Cuevas zal verhuizen naar Réunion. Hij kan er ploegleider worden van de Véloclub Saint Joseph.
In 2009 kondigt hij in Le Journal de l’Ile de la Réunion aan dat hij mee gaat trainen met zijn eigen renners. ‘En als het gevoel goed is, doe ik misschien een paar wedstrijden mee.’
En dan houdt het spoor op.
- Voorpublicatie ‘Fietsen om niet aan te komen’ van Frank Heinen - 30/04/2021
- Vergeten wielrenner: José Beyaert - 20/04/2021
- Vergeten wielrenner: Rebecca Twigg - 01/04/2021