Seamus Elliott (4 juni 1934 – 4 mei 1971)
Seamus Elliott groeit op in het Dublin van James Joyce. Hij speelt gaelic football en hurling, vreemde sporten die men alleen lijkt te spelen in het Dublin van James Joyce. Fietsen kan hij niet, de familie Elliott gaat lange tijd overal te voet naartoe.
Pas op zijn veertiende krijgt Seamus een fiets. Een tweedehandsje. Hij is onmiddellijk betoverd door de magische verhouding tussen de kracht die zijn benen zetten en de snelheid waarmee de bandjes over het asfalt van de wegen tussen Dublin en het dorpje Naas zoeven.
Eerst geeft hij het hurling eraan, en niet veel later het gaelic football. Fietsen wil hij, racen door de Ierse heuvels, tot de volledige uitputting erop volgt.
Vader James en moeder Ellen zien goedkeurend toe op de nieuwe liefhebberij van hun enige kind. Ze laten hem zelfs lid worden van een kleine wielerclub, verbonden aan de St. Brandon’s Church.
Eigenlijk veel te duur, maar Seamus wil zo graag.
Hij is zestien als hij zijn eerste wedstrijd rijdt. Hij wordt tweede. Nog altijd rijdt hij op zijn eerste fiets, het barrel uit een rommelwinkel in de buurt.
Daarna gaat het hard.
Een paar jaar later, in 1953, wordt hij Iers amateurkampioen. Hij leert dan nog voor metaalbewerker, maar het enige metaal dat door zijn hoofd spookt is dat van het frame en het stuur van zijn racekarretje. Liever zou hij onmiddellijk stoppen met school, zijn leven aan de fiets wijden, maar James en Ellen verbieden het hem. Wielrennen is hobby, geen werk, vinden zij. Bovendien: er is nog nooit één Ierse renner van belang geweest. De koers, dat is nu eenmaal niets voor angelsaksen.
Zijn nationale titel heeft hem nog een speciale prijs opgeleverd: hij mag de volgende lente naar een professioneel trainingskamp in Monaco.
Het vasteland, daar waar het wielrennen groter is dan hurling.
Frankrijk, de bakermat.
Na die week in Zuid-Frankrijk weet hij het zeker: wielrennen is het enige wat hij wil.
Hij neemt contact op met Francis Pélissier, de Franse ex-prof die hij inmiddels heeft leren kennen. Wat moet hij doen om zijn talent te gelde te maken?
Pélissier stuurt Seamus naar Gent, Vlaanderen. Dáár worden wielrenners gemaakt, voegt hij eraan toe. En Seamus gaat, James en Ellen Elliott zien lijdzaam toe hoe hun kind zijn veilige bestaan achter zich laat.
In Gent komt hij echter nooit aan.
De journalist Jean Leuilliot (van de wielerkrant Route et Piste), die hij in Monaco heeft leren kennen, verzoekt hem dringen om naar Parijs te gaan. Dat Vlaamse criteriumrijden, dat is niets voor Seamus. In hem woont meer talent dan dat van de eenvoudige broodrenner.
Een paar maanden later beklimt Seamus voor het eerst een berg, in wedstrijdverband. De Tourmalet. Als hij bovenkomt, rijdt hij op de eerste plek in de koers, die de Route de France wordt genoemd. Hij wint de etappe. De volgende dag schrijft Route et Piste speciale verslaggever Jean Leulliot het volgende: ‘De Ier bulkt van de klasse en heeft een enorme toekomst in het vooruitzicht.’
Die toekomst laat niet lang op zich wachten; in 1956 volgt zijn profdebuut.
Zijn eerste wedstrijd is in Algiers, Algerije. Hij wint. In de sprint is hij sneller dan de Franse schicht André Darrigade. Dat is maar weinigen gelukt, Darrigade vloeren in zijn favoriete onderdeel.
Wat dan nog het begin van een eindeloze zegereeks lijkt te worden, blijkt een uitzondering op Seamus’ regel. Hij is geen geboren winnaar, geen puur talent, geen kopman, geen leider. Veel liever stelt hij zijn krachten in dienst van de ander, van ploegmaats als Anquetil en Stablinski. Als hij maar mag fietsen, als hij maar kan blijven wegfietsen van een toekomst als metaalbewerker.
Af en toe wint hij wel eens wat, zijn talent is soms groter dan zijn schuchterheid.
Seamus wordt de eerste buitenlandse winnaar van de Omloop het Volk. In de editie van 1959 verslaat hij de Vlaamse koning Fred de Bruyne. Drie jaar later lijkt hij op weg naar zijn finest hour. De domestique Elliott verschijnt plotseling vooraan in het wereldkampioenschap. De koers wordt verreden in Saló, Zuid-Italië.
Seamus alleen. De finish is niet ver meer, het is de afstand van Dublin naar Naas. Zijn afstand.
Achter hem duikt een renner op, een silhouet dat steeds dichterbij komt.
Hij herkent onmiddellijk het profiel van Jean Stablinski.
Zijn kopman.
Seamus wacht hem op en samen rijden ze naar de streep.
Natuurlijk wint Stablinski. Een andere optie is er immers niet?
Er volgen nog etappezeges in Tour en Vuelta, een jaar later, 1963, Seamus’ beste jaar. Mooi hoor, maar de kans, de Grote Kans om de beste van de wereld te worden, die komt nooit meer terug. In die wetenschap berust hij, daar ben je tenslotte knecht voor.
Zijn laatste profjaar wordt het jaar 1966, zijn hoofd is al bij wat daarna volgt. Samen met Marguerite, zijn vrouw, de zus van Stablinski, opent hij een hotel in Loctudy.
Het wordt de grootste fout uit zijn leven.
De gasten blijven weg.
In zijn huwelijk verschijnen scheuren die onmogelijk nog te lijmen zijn.
Eerst vertrekken de laatste gasten, Marguerite volgt niet lang daarna.
Binnen een jaar is Seamus Elliott alles kwijt: het wielrennen, zijn vrouw, zijn zoontje Pascal, zijn hotel en al zijn geld.
Wanhopig geworden belt hij een bevriende redacteur van de Britse krant The People. Hij heeft een verhaal te vertellen… Het blijkt het verhaal dat iedereen kent en niemand wil horen, het verhaal van bedrog.
Wielerhoogverraad, niemand uit de wielerwereld wil nog iets met hem te maken hebben.
In arren moede keert Seamus terug naar Dublin, dat al lang het Dublin van James Joyce niet meer is. Samen met zijn vader begint hij een bedrijfje. Vijftien jaar later dan bedoeld stort hij zich alsnog in de metaalbewerking.
Om zijn gedachten te verzetten, begint hij weer te fietsen, maat zelfs een bescheiden comeback. Naast het werk dit keer, om de lol in het leven terug te vinden. De wereldkampioenschappen worden dat jaar gehouden in Leicester, en hij is, ondanks een gebrek aan voorbereiding, nog altijd met afstand de beste Ierse wielrenner.
Weer rijdt hij eindeloos vaak van Dublin naar Naas, zich suf trainend dit keer, maar de magie, het betoverende gevoel dat hij zich nog vaag herinnert, dat keert niet meer terug.
Geen enkele sponsor durft zijn handen nog aan de verrader te branden.
Op 21 april 1971 sterft James Elliott, zijn vader en zakenpartner. Twee weken duurt het voor hij begraven wordt. Twee dagen na de laatste groet aan zijn vader, op 6 mei, klinkt er een schot uit de open ramen boven de winkel van de familie.
Midden in de woonkamer ligt Seamus Elliott. Hij heeft het silhouet van de dood zien naderen en hem opgewacht.
PS
Op de top van Drumgoff Bridge in Glenmalure staat een monument voor Seamus ‘Shay’ Elliott. Het ziet neer op het dal van Laragh. Als Shay het wist, zou hij er verlegen van geworden.
- Voorpublicatie ‘Fietsen om niet aan te komen’ van Frank Heinen - 30/04/2021
- Vergeten wielrenner: José Beyaert - 20/04/2021
- Vergeten wielrenner: Rebecca Twigg - 01/04/2021
Een triest verhaal van de voorloper van Kelly en Roche.
Ik word er gewoon stil van als ik dit lees.