Alberto Fernandez BlancoAlberto Fernandez Blanco (15 januari 1955)

Zes maanden eerder had Alberto Fernandez Blanco zijn oude Renault 5 ingeruild voor een nieuwer model. Hij had het verdiend: de klimmer uit Cantabrië was in een paar jaar tijd uitgegroeid tot een van de beste klimmers van zijn generatie.

Tiende in de Tour.
Derde in de Giro.
Derde in de Vuelta.
Winnaar van talloze etappes en kleine rittenkoersen.

Dan kun je meepraten, dan kun je eens een doel gaan stellen.

Het jaar 1984 stond dan ook volledig in het teken van de eindzege in een grote ronde. Alle kaarten werden op de Vuelta gezet.

Alberto was de grote favoriet. Zijn vorm was nog nooit zo goed geweest en de concurrentie was bepaald niet overweldigend. Nergens op de deelnemerslijst kon hij een naam vinden die hem eventueel zou kunnen bedreigen.

Het werd de op één na grootste mislukking uit zijn leven.

Al snel in de ronde nam Eric Caritoux de leiding in het klassement. Caritoux was een week eerder nog door zijn ploegleider De Gribaldy van het strand geplukt. Zijn ploeg, SEM, zou de Vuelta, in eerste instantie helemaal niet rijden. Nu ze er toch waren, konden ze maar beter meteen winnen, dachten ze.

Alberto liep iedere dag een beetje op Caritoux in. Twee dagen voor het einde was het verschil nog maar 37 seconden. Op de op één na laatste dag van de Vuelta van 1984 had de organisatie een tijdrit gepland in het niemendallerige dorpje Torréjon de Ardoz.

Caritoux kon geen tijdrit rijden.
Alberto kon óók geen tijdrit rijden.
De lamme tegen de blinde.

De Spaanse kranten waren ervan overtuigd dat Alberto het nu moest kunnen halen tegen de overduidelijk uitgeputte Fransman met de smalle kuitjes. Het strand begint zijn tol te eisen, schreven ze, Alberto zal korte metten maken met die indringer.

Alberto Fernandez Blanco reed een van de beste tijdritten die hij ooit reed. Hij reed sneller dan Caritoux, sneller ook dan de meeste anderen. Toch was het niet genoeg.

Zes tellen hield de Fransman over.

Zes. 6.
Als een levend lijk kwam Caritoux over de finish. Even verderop op de straat stond Alberto over zijn stuur gebogen uit te hijgen. Hij rochelde een droog geworden fluim op de straat. De inwoners van Torréjon de Ardoz spraken er ’s avonds nog schande van.

In de slotrit was er geen kans meer om nog tijd terug te pakken. Het verschil tussen Eric Caritoux en Alberto Fernandez Blanco was het kleinste dat ooit een grote ronde besliste. Als troost schafte de nummer twee een nieuwe auto aan. Je moet wat, moet hij hebben gedacht.

Enkele maanden na de dramatische ontknoping reisden Alberto en zijn Inmaculada in hun splinternieuwe Renault naar Madrid. Daar, in een feestzaal, zou de uitverkiezing van Spaans Wielrenner van het Jaar 1984 plaats gaan vinden. De organisatie had Alberto dwingend verzocht bij de uitreiking aanwezig te zijn.

Elena dacht dat het een teken was. En dat was het ook, natuurlijk.

Alberto werd het podium opgevraagd, er was een toespraakje, een applaus en vervolgens kreeg hij een even reusachtig als monsterachtig lelijke bokaal in zijn handen gepropt.

Na het officiële gedeelte namen Alberto en Inmaculada hartelijk afscheid van alle aanwezigen en vertrokken nog even naar Alberto’s broer, die als architect in een chique buitenwijk van Madrid woonde.

Daar vierden ze nog een klein feestje, en toen moesten ze echt naar huis. Terug naar Aguilar de Campo, op naar het nieuwe seizoen, waarin alles in het teken zou staan van winst in de Ronde van Spanje.

Zes seconden, dacht Alberto. Zes. Zeszeszeszeszes.

Ze reden de nacht in. Op de achterbank van de Renault lagen de prijzen die zij op de tombola van de verkiezing hadden gewonnen gebroederlijk náást de trofee die Alberto als Spaans Wielrenner van 1984 voor altijd op de schoorsteenmantel zou mogen zetten.

Niet veel later waren ze dood.

Het was 23:15 toen ze ter hoogte van Pardilla een botsing veroorzaakten. Niemand begreep precies wat er nu gebeurd was. Inmaculada was op slag dood, Alberto stierf op weg naar het ziekenhuis in Burgos. Achterin de nieuwe Renault lag de trofee. Hij was alleen maar wat gebutst.

En thuis, in Aguilar de Campo, sliep hun zoontje, nog onwetend. Alberto Fernandez Sainz was vorige maand drie geworden.

Het zou nog meer dan twintig jaar duren voor hij in de voetsporen van zijn vader zou treden en prof zou worden. Erg goed was hij niet, hij was slechts enkele jaren prof en won één armzalige koers: het eindklassement van de Bizkaiko Bira.

In een tijdrit.

Frank Heinen