De vrijheid bevindt zich onder de grond.
Harry Seidel en zijn vrienden zoeken ernaar, ze graven als mensen die toevallig een schatkaart in handen hebben gekregen. Op de plek van het kruisje.
Het zijn de vroege jaren zestig, het is Berlijn. Op een hete augustusdag bouwen ze een Muur, dwars door de stad. De grens tussen vrij en onvrij. Harry Seidel bevindt zich die dag in Oost-Berlijn, maar slaagt er bijtijds in het westelijk deel te bereiken.
De nacht erna keert hij terug, hij glipt door het kierende IJzeren Gordijn en zwemt in het donker door de Spree. Het oosten mag dan onvrij zijn, zijn vrouw en zoon wonen er. In het westen wacht de eenzaamheid.
Harry Seidel komt uit het oosten, uit Prenzlauerberg. Daar leerde hij fietsen, daar werd fietsen koersen en koersen succes. Toen de stad nog niet in twee was gesneden door een taartmes van gewapend beton, was Harry Seidel de beste wielrenner op de Berlijnse wielerbanen. Eerst fietste hij voor Semper Berlin, later bij SC Einheit Berlin.
Goeie naam, achteraf bezien.
Hij is kampioen van de DDR geweest, nog maar twee jaar geleden. In de duo-achtervolging. In z’n eentje, in de individuele achtervolging, haalde hij brons. Harry Seidel is nu eenmaal beter met anderen dan alleen.
Nu, nu de Muur er staat, is hij 22 en oud-renner. Ze zeggen veel, ze zeggen van alles. Zo zeggen ze bijvoorbeeld dat hij naar de Olympische Spelen van Rome had gemoeten vorig jaar. Dat hij zich gekwalificeerd had.
Ja, denkt Harry Seidel, misschien had dat inderdaad gemoeten. Maar het gebeurde niet. Als je iets wil, zeiden ze (een andere ‘ze’), moet je nemen. Spul. Daar zag hij niks in.
Je bent clean de nummer drie van Duitsland op de weg, zeiden ze. Kun je nagaan.
Harry Seidel ging niet naar Rome. Als het zo moest, hield hij er liever helemaal mee op.
Je moet weten waar je moet zijn, en Harry Seidel weet het. Nauwelijks twee weken na de bouw van de Muur trok Harry vrouw en zoon door een gat in een hek aan de Kiefholzstrasse de wereld van het kapitalisme in.
Kort daarna arresteerden ze (weer anderen) zijn moeder. Wraak.
En nu speurt Harry Seidel naar vrijheid onder de grond. Fluchthelfer, zo worden hij en zijn twintig vrienden genoemd. Iedere dag pakken ze hun schoppen en steken ze in de aarde. Hele gangenstelsels graven ze, eenrichtingswegen naar de vrije wereld.
In december wordt hij gepakt, in de buurt van de Brandenburger Tor. Ze weten waar hij mee bezig is, en nu hebben ze hem, de wielerster. Maar Harry Seidel is een vluchtexpert, een ervaren doordemazenzwemmer: tijdens een verhoor op de tweede verdieping, springt hij plotseling uit een raam.
Een maand later is de eerste tunnel klaar, onder de Kiefholzstrasse. De ondergrondse smokkel gaat van start. Het duurt niet lang voor verraad en dubbelspel de weg naar de tunnels vinden. Agenten melden zich aan beide uiteindes van de tunnel, de route naar de vrijheid is een val geworden. Er wordt geschoten, er worden mensen gevangen genomen, maar Harry Seidel ontkomt. Weer.
Maanden en vele Republikfluchten later wordt hij alsnog gearresteerd en op 29 december wordt de beste baanrenner voor de rechter gebracht. Heinrich Toeplitz, president van het Hooggerechtshof, spreekt het vonnis uit: Harry Seidel wordt ter dood veroordeeld, op basis van de Wet op de Verdediging van de Vrede. Die wet is eerder toegepast: tijdens het veroordelen van hoge nazi’s tijdens de Processen van Neurenberg. Volgens Toeplitz maken Seidels acties onderdeel uit van de ‘voorbereiding van een aanvalsoorlog’. Wie er aanvalt, of wat aangevallen wordt, blijft onduidelijk.
De wereld sputtert tegen. Dit gaat zomaar niet.
De Berlijnse burgemeester Willy Brandt noemt het proces een vorm van ‘moderne inquisitie’. Maar wat kan hij er verder aan doen? Veroordeeld is veroordeeld, zeker in de DDR.
Vier jaar lang zit Harry Seidel in de gevangenis van Hohenschonhausen. Rotraut Seidel, zijn echtgenote, organiseert demonstaties, manifestaties. Haar man moet vrij. Vrij.
Pas wanneer de West-Duitse regering met een fors bedrag over de brug komt, maakt Harry Seidel voor het laatst de oversteek.
Op 13 september 1966 keert hij terug in het Westen en wordt onmiddellijk naar Zweden vervoerd, naar de villa van een van de onderhandelaars. Daar, buiten het zicht van camera’s en het gehoor van microfoons, gaat hij in stilte kopje onder in zijn vrijheid.
Jaren later zal Harry Seidel nog eens kampioen worden. West-Duits kampioen ditmaal, op het onderdeel ploegentijdrit. Wanneer hij in 1990 – de Muur bestaat alleen nog uit brokstukken en een paar toeristische attracties – met Heinrich Toeplitz in een tv-show zit, blijft hij bovenmenselijk kalm.
Of dit geen mooi moment is voor excuses, informeert de presentator.
Heinrich Toeplitz haalt zijn schouders op.
Hij zegt: ik zou niet weten waarom.
- Voorpublicatie ‘Fietsen om niet aan te komen’ van Frank Heinen - 30/04/2021
- Vergeten wielrenner: José Beyaert - 20/04/2021
- Vergeten wielrenner: Rebecca Twigg - 01/04/2021
Geef een reactie