De feilbaarheid van een Zwitserse duimstok

Die ochtend beslist Jan van Hout dat dit zijn dag is.

Drie jaar voorbereiding. Nu is het zover.

Vanavond nog moet het gebeuren.

Nauwelijks twaalf uur later, om tien voor half acht, gaat hij van start, op de wielerbaan van Roermond. De tijdsopname is in handen van de heer Hirschmann van de Nederlandse Wielerunie.

Een andere heer, Darmstadt, coacht de renner. Wanneer Jan hem passeert, roept Darmstadt hem toe: ‘Gaat goed, Van Hout! Klein beetje erop, nog!’

Bij de volgende passage bijt Van Hout hem toe: ‘Niet praten.’

Het wordt stil op de wielerbaan.

Na een halfuur wil Jan weten hoe ver hij zit.

Een van de aanwezige juryleden roept zijn snelheid om via de luidsprekers, het blikkerige geluid echoot op de verlaten baan.

‘Hou toch je smoel!’ roept Van Hout.

Het wordt weer stil, stiller nog dan ervoor.

*

De beste Eindhovense voetballer van de jaren vijftig heette Jan Louwers. Louwers werd in 1954 landskampioen met EVV, oude supporters herinneren zich hem als een van de meest technisch begaafde aanvallers die Nederland nooit gezien heeft.

Zijn zus Anneke wilde geen vaste verkering. De aandacht van de jongens uit de buurt liet ze zich met plezier aanleunen. Ze werd bekeken, ze werd besproken, en ze vond het verrukkelijk.

Toen Anneke Louwers op een dag door Eindhoven fietste, werd ze gepasseerd door een grote Amerikaanse slee, een Studebaker. Aan het stuur zat Jan van Hout, de lokale wielerheld.

Of ze een keer met hem uit wilde.

Anneke schudde haar hoofd.

Na talloze verzoekjes ging ze uiteindelijk toch voor de bijl: ze zou een keer wat met Jan gaan drinken. Na afloop bracht Jan haar thuis.

Kom over een jaar nog maar eens terug, zei vader Louwers tegen hem.

Op de dag af een jaar na die eerste date stond Jan van Hout in de tuin van de familie Louwers. De verkering die de katholieke Anneke intussen had, met een protestantse jongen, werd door vader Louwers verbroken.

Op 21 februari 1936 trouwden Jan van Hout en Anneke Louwers.

*

Jan van Hout krijgt die dag, vrijdag 25 augustus 1933, zijn record. Niemand heeft ooit meer kilometers in een uur gereden dan hij.

44.258.

Het oude record, van de Zwitser Oscar Egg, is met maar liefst 341 meter aan gruzelementen gereden. Wanneer Egg, een man op leeftijd inmiddels, wordt ingeseind dat een Nederlandse jongen hem uit de geschiedenisboeken heeft gekrast, reist hij spoorslags naar Roermond. In zijn bagage heeft hij een verschoning en een duimstok.
Met die duimstok gaat hij bij aankomst op het station van Roermond onmiddellijk naar de gemeentelijke wielerbaan. Daar, in de schemering, gaat hij op zijn knieën zitten en begint de volledige baan op te meten.

Conclusie van de duimstok: de omtrekt van de wielerbaan van Roermond is 45 centimeter korter dan de officiële gegevens beweren. Het record van Jan van Hout is in de werkelijkheid van de Zwitserse duimstok niet meer dan een aardige poging.

De NWU besluit het wereldrecord niet te erkennen. Vier dagen later, op maandag, doet de Fransman Maurice Richard op de wielerbaan van Sint-Truiden een gooi naar het record.

Richard komt tot 44.777 meter.

Jan van Houts werelduurrecord heeft nog geen honderd uur niet bestaan.

*

Het enige wat Jan van Hout uit Valkenburg wilde was fietsen. En dan vooral: op de baan. Hij verhuisde er zelfs voor naar Eindhoven, zodat hij kon trainen op een van de drie wielerbanen in de stad. Hij was een van de sterkste renners van Nederland, maar vertoonde zich zelden in de Zesdaagsen: gevaarlijke toestanden vond hij dat, en aan vooraf gemaakte afspraken over koersverloop en uitslag had hij trouwens sowieso een hekel. Als hij wel deelnam, reed hij prijs, met een vanzelfsprekendheid die je alleen aantreft bij buitengewoon getalenteerde mensen.

Van de opbrengsten uit de koers kocht hij een café. En nog een, op de hoek van de Rechtestraat en de Kerkstraat. Je kon er kegelen en dansen. Tout Eindhoven kwam er, al was het alleen maar om die bekende wielrenner eens in het echt te zien.

Zijn horecabestaan leverde hem veel supporters op – wanneer hij eens in België moest koersen, reisden bussen vol fans hem achterna. Want Jan van Hout was eerst en vooral sportman, een gedisciplineerde, zwijgzame man. Nooit roken, geen drank, geen vloeken.

Zo’n man was Jan van Hout.

*

Dan wordt het oorlog.

De dag van de Nederlandse capitulatie sluit Jan van Hout zijn café. Hij tapt niet voor Duitsers. Koersen in Duitsland doet hij al langer niet meer.
Af en toe komt er een jongetje aan de deur.

‘Meneer Van Hout? Vanavond acht uur onder de boom.’

Daarna blijft Jan gerust een hele nacht weg. Tegen Anneke zegt hij niets over waar hij heen gaat en wat hij doet. Soms verzucht hij dat hij misschien beter zou onderduiken, maar op die momenten vraagt zij niet door. Bang voor het antwoord. Een andere keer stuurt hij Anneke naar Maastricht, met twee koffers.

Wat er in zit, vraagt zij.

Beter dat je dat niet weet, antwoordt hij.

Voor de rest spreekt Jan niet veel. Hij zit voornamelijk in zijn stoel en leest. Goethe, Shakespeare, Vondel.

De oorlog is al een eind op streek als Jan van Hout tijdens het zwemmen in het natuurzwembad van De IJzeren Man door een Duitse patrouille wordt opgevist. Zijn gebit ligt nog op de kant.

Jan wordt naar Kamp Vught gebracht, en later naar Amersfoort. Daar, bij het hek, zien Anneke en hij elkaar nog een laatste maal. Ze probeert uit alle macht haar schrik te verbergen: haar man is een spook geworden. Kaal, tandeloos en blootsvoets.

Amersfoort staat bekend als een voorportaal van de hel.

In het geval van Jan van Hout heet de hel Konzentrationslager Neuengamme.

Hij arriveert er op 10 september 1943. In Neuengamme werken gevangenen van zonsopgang tot zonsondergang, het rantsoen is beperkt tot een droge boterham daags. Of je blijft leven, hangt af van het grillige humeur van de bewaarders.

De meeste gevangenen in Neuengamme overlijden binnen een maand na aankomst. Jan van Hout houdt het langer vol, maar niet lang genoeg: na ongeveer twintig weken overlijdt hij, op 22 februari 1944.

Het officiële doodsbericht volgt negen maanden later, als een ambtenaar van de gemeente Eindhoven bij Anneke Louwers op de stoep staat.

Hij zegt: ‘Ik heb niet zo’n prettige mededeling,’

*

In de jaren die aan de oorlog voorafgingen, woonden Jan en Anneke in een schitterend landhuis in de buurt van Antwerpen. Het waren de jaren van overvloed, de jaren van hazewindhonden in een grote tuin, van opzichtige hoeden en leren handschoenen.

De zon scheen in het water, maar in de verte rolde de donder naderbij.

*

In 1985 publiceert Vrij Nederland een groot verhaal over Jan van Hout, geschreven door sterverslaggevers Frits Barend en Henk van Dorp. Dezelfde schrijvers die in 1979 al een onthullend artikel over Cor Wals, coureur en prominent NSB’er, schreven. Destijds, bij het afscheid na een langdurig interview, zei Wals’ vrouw bij de deur: bel me over twee jaar, dan kan ik jullie mijn verhaal vertellen.

Zes jaar later staan de twee journalisten op een galerij van een Eindhovense flat.

Daar staat ze. Anneke Wals, zus van oud-voetballer Jan Louwers. Anneke Wals is… juist.

Anneke en Cor ontmoetten elkaar in 1959.

Oude kennissen van de koers.

Weet je nog wie ik ben, vroeg Anneke van Hout.

Geen idee, zei Cor Wals, die kledingverkoper was geworden en bereden werd door een spijt die van geen wijken wilde weten..

Anneke, zei Anneke. Ik was met Jan van Hout getrouwd.

Anneke van Hout krijgt verkering met Cor Wals, en met de schaamte die tot de laatste momenten zijn metgezel zou blijven. Ze deelden een groot verdriet, het verleden is nooit echt afwezig. Cor kon haar zomaar opeens aankijken en zeggen: ‘Als Jan dit wist, zou hij zich omdraaien in z’n graf.’

Het enige wat zij dan kon zeggen was: ‘Jan weet het niet.’

*

Op 15 mei 2006 onthult Bernard Hinault op de Cauberg, niet ver van Jans geboortehuis, een gedenkzuil voor Jan van Hout. Dik twee jaar later, op 17 oktober 2008, op zijn honderdste geboortedag, wordt bekend dat Jans werelduurrecord alsnog wordt goedgekeurd. Oscar Egg is destijds namelijk nogal slordig te werk gegaan: hij heeft de Roermondse baan in z’n geheel opgemeten, maar niet ter hoogte van de blauwe lijn.

Jan had het dus goed gevoeld, die vrijdagochtend.

Het zou zijn dag worden.

Frank Heinen