Romans VainsteinsRomans Vainsteins (3 maart 1973)

De wereldkampioen van Plouay heeft nog altijd een website. Surf naar www.vainsteins.com en lees: ‘In deze periode zal hij zich vooral concentreren op zijn familie, zijn vrouw Elisabetta en zijn twee kinderen Anastasia en Alexandra. Romans wil echter graag met zijn fans in contact blijven, die hem al die jaren zo gesteund hebben en hem zo na hebben gestaan. Het adres waarop u Romans kunt bereiken is: romans@vainsteins.com.’ En dat dan allemaal in het Italiaans, want de Let Vainsteins is een beetje Italiaan geworden.

Gedaan. Het bleef echter stil aan de andere kant, waar die andere kant zich ook bevond. Wie googelt, vindt slechts berichten van jaren geleden. Het laatste bericht: ‘Ex-wereldkampioen hangt fiets aan de haak.’ Daarna niets meer, alsof Romans Vainsteins er alleen maar was zolang hij fietste. Alsof er geen leven na de fiets is.

Elf jaar eerder.

Het is een verregende oktoberzondag in Noord-Frankrijk. Je kunt je nauwelijks iets verdrietigers voorstellen. Magere, grauwwitte koeien kijken elkaar glazig aan, in de huizen worden om 14:00 al de eerste lampen ontstoken en in de dorpskroegen hokken stuurse boeren bij elkaar voor een middagje melancholiek zwijgen.

En dan is het nog feest, deze zondag. Het hele internationale wielerpeloton strijkt neer in Plouay, waar ze ieder jaar al last hebben van de bekende GP.

De wedstrijd is zoals het weer die dag: duf en grijs.

Op kop rijden de Polen, die denken met Zbigniew Spruch een kanshebber in hun rangen te hebben. Misschien zijn ze wel huurlingen, hebben ze hun ziel en hun benen wel verkocht aan de hoogste bieder. Over dat soort economische transacties wordt in het wielrennen nog altijd krampachtig gezwegen.

Casagrande demarreert. De Polen halen hem terug.
Merckx demarreert. De Polen halen hem terug.
Bartoli demarreert. En jawel… De Polen halen hem terug.

Juist als de eerste tv-kijkers van verveling dreigen te sterven, demarreert Andrei Tchmil. Tchmil heeft een jaar eerder op deze wijze Milaan – San Remo gewonnen, hij kán het.

Maar het lukt niet.

Dan gaat Tchmil nog eens.
De Polen zijn moe en op en weg.

Tchmil dreigt te gaan winnen, mensen thuis schuiven steeds verder naar voren op de bank.

Tot zeventig meter van de streep is Andrei Tchmil de opvolger van Oscar Freire, de nieuwe wereldkampioen. Tchmil is iemand zonder thuisland. Hij komt uit Moldavië, fietst voor België, spreekt Frans en houdt van Rusland. Het gevolg is dat niemand werkelijk van hem houdt. Wie zijn hart niet onvoorwaardelijk kan geven, mag niet op al te veel liefde van anderen rekenen.

Dan wordt Tchmil voorbijgestoken. Meteen daarna is de finish.

Wie heeft er in godsnaam gewonnen?

Een jongen in een roodwitte trui. Een jongen met een paardenstaart. Een jongen die bijna niemand kent. Het zal toch verdomme geen Pool zijn zeker?

Tien meter voor de finish gaat hij al rechtop zitten, om de wereld met hem kennis te laten maken.

In zomaar een huis in Ertvelde, zomaar een dorp in Oost-Vlaanderen, staat Antoon Deblonde op de bank te springen. Die jongen in die roodwitte trui, die kent hij! Wat heet: die jongen daar op dat scherm, die is als een zoon voor hem. Kind aan huis was-ie, toen hij nog bij WSC Merelbeke reed. Antoon denkt aan diens vader, die een jaar eerder is overleden.

Maar hij is er nog. De tweede vader van de nieuwe wereldkampioen woont in Ertvelde.

In Plouay zijn ze blij dat het erop zit. Langzaam schuifelen ze door de schoongespoelde straten naar huis, om daar verder te zwijgen.

Terug naar nu.

Romans Vainsteins was geen volledig onbeschreven blad vóór hij in 2000 naar Noord-Frankrijk afreisde. Hij had wel eens een etappe gewonnen, wel eens een eendagswedstrijd ook. Hij was twee jaar eerder al eens elfde geworden op het WK.

Een talent, iemand die er nog wel zou komen. En nu was hij er opeens. Dat was allemaal een beetje te snel, voor een jongen uit Talsi.

De dure duiten die Patrick Lefevre meteen na het WK voor hem neer zou tellen, hadden niet beroerder besteed kunnen worden. Vainsteins eindigde nog eens derde in Parijs-Roubaix (gewonnen door zijn ploegmaat Knaven), maar verder was het

vooral fysieke kommer en geestelijke kwel.

Als wereldkampioen werd er op hem gelet, er werden dingen van hem verwacht die hij onmogelijk waar kon maken. Hij kon zich er niet aan onttrekken, de regenboogtrui om zijn schouders herinnerde hem ieder moment aan zijn zo bruusk gewijzigde status.

Hij vond wielrennen zo helemaal niet leuk meer. Maar ja, dat geld hè.

De geldstroom droogde sneller op dan gedacht. In 2004 stopte hij al met fietsen. Dat jaar won Oscar Freire zijn derde wereldtitel. Freire, die hij zo rechttoe rechtaan verslagen had vier jaar eerder.

Zoals zoveel fietsende Oostblokkers bleef Romans hangen in het Westen, in Italië. Hij begon er een handeltje in koffie en wijn, Cal Vain.

Hij werd een beetje dikker.

Fietsen deed hij nog maar één keer per jaar, tijdens een Letse toertocht. Het wielrennen interesseerde hem nauwelijks nog, hij sprak ook niemand meer. Liever speelde hij poker of golf.

Er is dus wel degelijk een leven na de regenboogtrui. Het speelt zich af tussen koffie, wijn en golfcourt. In elk geval zo ver mogelijk van de fiets en van Nederlandse journalisten die je mailen om herinneringen op te halen.

Frank Heinen